Bakker, Gerbrand - Boven is het stil

 

Een vriendin van mijn had mijn roman De vergeten muze gelezen, en zei dat mijn stijl haar erg deed denken aan het werk van Gerbrand Bakker. Nieuwsgierig geworden, bestelde ik direct twee titels van deze succesvolle schrijver. Ik begon met Boven is het stil.

 

Om direct maar met de deur in huis te vallen: het werk van Bakker lijkt in mijn beleving in het geheel niet op mijn werk. Zijn stijl is zakelijk en bijna emotieloos, wat juist sterk emotionerend kan werken. Terwijl ik mijn stijl toch eerder als bloemrijk en misschien zelfs archaïsch zou willen noemen. Zo zie je maar hoe verschillend iemands leeservaring kan zijn. Maar het werk beviel mij wel.

 

Het boek bestaat voornamelijk uit nogal werktuiglijke beschrijvingen van het dagelijks leven van de 55-jarige boerenzoon, Helmer van Wonderen. Diens vader is ziek en bedlegerig. Stukje bij beetje wordt de geschiedenis van Helmer en diens tweelingbroer, Henk, prijsgegeven. Henk, de lieveling van vader, omdat hij veel meer dan Helmer geschikt was voor het boerenleven, is ruim dertig jaar eerder overleden. Terwijl zijn vriendin, Riet, achter het stuur zat, raakte de auto te water, en de bewusteloze Henk is verdronken. Enkele dagen na de begrafenis had de vader tegen Riet gezegd: “Ik wil dat je weggaat en hier nooit meer terugkomt.”

 

In het hier en nu van de roman zoekt Riet weer contact met Helmer in de veronderstelling dat diens vader nu wel ongeveer zal zijn overleden. Het wordt duidelijk dat de dood van Henk, het leven van Helmer, die toentertijd studeerde in Amsterdam, overhoop heeft gegooid. Hij stopte met zijn studie en ging werken op de boerderij.

 

Dat Helmer nooit aan de vrouw is geraakt, wordt nergens uitvoerig beschreven. Maar duidelijk is dat hij meer homoseksuele verlangens heeft, al wordt ook dat nergens expliciet genoemd. Zijn vriendschap met de boerenknecht, Jaap, spreekt tussen de regels door boekdelen.

 

Er gebeurt veel in het verhaal, maar niets van de gebeurtenissen lijkt er werkelijk toe te doen. Alles heeft iets werktuiglijks, alsof het net zo goed niet had hoeven te worden verteld. Zoals de hele ‘logeerpartij’ van de jonge Henk, de zoon van Riet, bij Helmer. Henk is een beetje een stuurloze jongeling, en Riet heeft aan Helmer gevraagd of hij hem enige tijd onder zijn hoede wil nemen.

 

Het mondt uit in een merkwaardige relatie, waar ogenschijnlijk weinig warmte in zit. Wel redt Henk Helmer het leven, wanneer deze in een poging een schaap uit een sloot te halen onder het beest terecht komt en – net als zijn broer – dreigt te verdrinken. Toch blijft het allemaal secundair, zo lijkt het. Maar ondertussen krijg je als lezer in bijna terloopse opmerkingen of observaties het drama voorgeschoteld van het leven van Helmer. Een leven van opoffering, zonder dat hij daarover behoefte voelt te klagen.

 

Een prachtig beeld is wanneer de hoofdpersoon, Helmer, op een van de eerste pagina’s een staande klok heeft gesleept naar de slaapkamer van zijn bedlegerige vader. Nadat hij de gewichten heeft opgetrokken en de slinger een zet heeft gegeven, staat er: “Onmiddellijk vult de slaapkamer zich met tijd”. Alsof de zoon de tijd, en daarmee het versterven van zijn vader, een duwtje in de rug wil geven. Erg mooi. Het thema keert als een motief door het hele boek heen terug.

 

Zonder meer een mooi boek, waarin ik met name de ingetogenheid van de taal bewonder. En de gave van de auteur om een heel boek te construeren rondom het werkelijke verhaal, dat vrijwel onverteld blijft, behalve in halve zinnetjes, oogopslagen, ogenschijnlijk nietszeggende opmerkingen enzovoort. Hoewel ik zeker waardering kan voelen voor deze prestatie van de auteur, hanteert hij toch niet de stijl die mij in vuur en vlam zet.


Gelezen: januari 2014