Blas de Roblès, Jean-Marie - Waar de tijgers thuis zijn

Een behoorlijk bizar boek, dat grenst aan geniaal. Het zou ongetwijfeld nooit op mijn pad zijn gekomen, als het me niet was aanbevolen door iemand wiens oordeel ik hoog acht. In dit geval ben ik blij met deze waardevolle tip.

Waar de tijgers thuis zijn is een complexe raamvertelling. De verhaalkern draait om Eleazard von Wogau, een Reuters-correspondent in Brazilië. Af en toe bezondigt hij zich aan een persbericht of krantenstukje, maar verder stelt zijn correspondentschap weinig voor. Zijn tijd besteedt hij grotendeels aan het vertalen, annoteren en het schrijven van de toelichting bij een biografie over de 17de-eeuwse jezuïet, wetenschapper en uitvinder Athanasius Kircher (1602-1680). Deze biografie is in 1690 geschreven door Caspar Schott, Kirchers rechterhand, diens Eckermann zogezegd.

Om deze biografie heen, die volledig wordt weergegeven, en de belevenissen van Eleazard lopen vier belangrijke verhaaldraden.

 

1) We zijn getuige van de spannende expeditie die Elaine onderneemt met enkele van haar collega’s, de Braziliaanse jungle in, op zoek naar bijzonder fossielen die de wetenschap over het vroegste leven op aarde op zijn kop zal zetten. Elaine is Eleazards vrouw, al zijn ze al enige tijd bezig met een scheidingsprocedure. Beide hinken op de halfslachtige gedachte om hun huwelijk al dan niet een tweede kans te geven. Hoewel hun aanstaande scheiding ook wel enige grond heeft. In zijn aantekeningen schrijft Eleazard bijvoorbeeld: “Tegen Elaine, afgelopen nacht, vanuit de diepte van mijn slaap: ‘Ik verzoek je nooit meer het woord tot mij te richten, zelfs niet in een droom!’”

 

2) We volgen Moéma, de achttienjarige op zichzelf wonende dochter van Eleazard en Elaine, op haar avonturen vol van drugs, seks en het Braziliaanse nachtleven.

 

3) Ogenschijnlijk verder verwijderd van de kring ronde Eleazard, zijn de verhalen van Nelson en José Moreira da Rocha. Nelson is een mismaakte straatjongen die zijn kostje bij elkaar bedelt, en die dikke vrienden is met de vrachtwagenchauffeur Zé.

 

4) Gouverneur Moreira is een politiek dier, en actief in schimmige vastgoedprojecten, die op grote voet kan leven vanwege het vermogen van zijn vrouw, gravin Carlotta.

Eleazard is al jarenlang geobsedeerd door zijn studieobject, Athanasius Kircher. Kircher, bij mij voornamelijk bekend om zijn wilde alchemistische studies en overtuigingen, ontpopt zich in de ogen van Eleazard steeds meer als een charlatan. Een hyperintelligente ‘homo universalis’ die evenwel in vrijwel al zijn theorieën de plank volledig mis sloeg. Of zoals Eleazard het zelf formuleert:
Hij is “een soort veelschrijver, die over absoluut alles heeft geschreven, en elke keer, over elk onderwerp, de wijsheid in pacht meende te hebben. (…) maar wat mij aan hem fascineert (…) is dat hij er in alles volstrekt naast zat.” Zo zou hij als eerste de Egyptische hiëroglyfen hebben weten te ontcijferen, ruim honderd jaar voor de vondst van de steen van Rosetta. Iets wat Eleazard typeert als ‘een piramidale mislukking’. Kircher wilde alles in de wereld en daarbuiten verklaren aan de hand van Het Woord: de Bijbel.


Elders schrijft Eleazard: “Kircher (…) is een kunstenaar van de mislukking en de schone schijn.” Of: “Kircher (…) zoekt niet de waarheid, en zelfs niet de waarschijnlijkheid, hij zoekt de verbazing.”

Eleazard maakt kennis met Loredana, een Italiaanse schone, die in hun gesprekken zijn beeld van Kircher enigszins weet bij te stellen. Als Eleazard uitlegt dat hij zijn studieonderwerp voornamelijk diens starre christendom verwijt, brengt zij hem enig historisch besef bij:  
“Maar wie zou het in die tijd in zijn hoofd hebben gehaald om atheïst te zijn? (…) Niet uit angst voor de inquisitie, maar uit gebrek aan psychologische structuren, uit intellectueel onvermogen om zich een wereld zonder God voor te stellen. Vergeet niet dat het nog bijna driehonderd jaar duurde voordat het Nietzsche lukte die verloochening uit te spreken.” Dit, het in staat zijn je te verplaatsen in de wereld van een ander individu of wezen, is een kernboodschap van het boek.
Het is ook niet helemaal ondenkbaar dat Eleazards kritische houding voortkomt uit een onnavolgbare vorm van jaloezie. In zijn aantekeningen schrijft hij ergens: “Zodra je je bemoeit met een biografie, moet je je neerleggen bij de rol van Sancho Panza.”

Elaine vertrekt met de al wat oudere professor Dietlev en haar jongere collega Mauro – de zoon van Moreira en gravin Carlotta – naar een nog onontgonnen gebied in de jungle. De tocht begint avontuurlijk, maar al bij aanvang wordt duidelijk dat het bepaald niet zonder gevaar zal zijn. Drugsbendes houden zich schuil langs hun route over de rivier en laten niets of niemand bij hen in de buurt komen. Alleen Dietlev en hun gids, Herman Petersen weten dit. Dietlev besluit toch de expeditie te laten doorgaan, omdat het belang van hun mogelijke vondst - de wonderbaarlijke fossielen - enorm groot is. Ze komen inderdaad in de buurt van de bendes. De onderhandelingen die Petersen op zich neemt, lopen alleen uit de hand. Vanaf de schietpartij die hierop volgt, raakt de expeditie op drift als een vlot in een kolkende bergrivier. Dietlev is zwaar gewond geraakt aan zijn knie, wat zelfs ertoe leidt dat zijn been moet worden geamputeerd. Uiteindelijk komen ze terecht bij een indianenstam, die volledig afgesloten van de beschaving leeft. Ontsnappen aan de jungle lijkt verder weg dan ooit.

Moéma leeft met haar vriendin Thaïs van het geld dat haar vader Eleazard haar stuurt. In plaats van het te besteden aan de diverse projecten die ze omstandig aan hem uiteenzet in brieven, gaat alles op aan cocaïne en drank. Samen met een van haar leraren, de jonge Roetgen, gaan de beide meiden naar een afgelegen vissersdorp. Het is een grote feest- , slemp- en neukpartij. Moéma raakt verslingerd aan Aynoré, een mooie jongen die zich voordoet als een sjamaan uit een indianenstam. Ze valt voor zijn rookgordijn, tot ze ontdekt dat hij zijn hele levensgeschiedenis uit een boek heeft. Eenmaal terug gaan ze naar een volgend feest, waar Moéma in haar eentje van vertrekt. Stijf van de drugs gaat ze toch weer op zoek naar Aynoré. Haar overkomt iets verschrikkelijks, waarna ze alleen en ontredderd wordt gevonden door Nelson, die zich over haar ontfermt. Deze ervaringen brengen het heilige voornemen in Moéma op gang, om haar leven weer op de rails te zetten. Ze wil alleen nog één laatste, flinke coke-trip, als afscheid.

Nelson, die met twee mismaakte benen is geboren, spaart zijn bedelgeld op voor een rolstoel. Hij vertelt Zé, de vrachtwagenchauffeur, dat hij iemand heeft gevonden die op het feest van Yemanjá de godin zelf kan spelen: Moéma. De dag van dat feest weet Nelson door te dringen tot het podium waar gouverneur Moreira, samen met een andere politicus, een toespraak zal houden. De gehandicapte jongen komt niet voor die toespraak, maar heeft een heel ander plan.

Al deze verhalen razen als in een wilde kermisattractie aan de lezer voorbij. In een taal die de een zal omschrijven als gezwollen, maar die ik ervoer als een feest. Dat de verhalen met elkaar verbonden zijn, voel je tussen de zinnen door, maar pas tegen het einde wordt duidelijk hoe de connecties werkelijk in elkaar zitten. Ook hangt er boven het boek een sterke sfeer van doem. Alsof je weet dat het met de personages slecht zal aflopen.

De beschrijving van Kirchers leven is in één woord fenomenaal. Niet dat het zo zou zijn gegaan, maar het zou zo heel goed kúnnen zijn gegaan. De hoofdstukken uit de biografie deden mij heel sterk denken aan het werk van Umberto Eco. Evenals deze meester, vertoont Blas de Roblès zonder enige schroom zijn tomeloze eruditie. Daarbij is het niet altijd duidelijk of Kircher dan indruk tracht te maken op zijn toehoorders, of dat wat er wordt beweerd echte wetenschap betreft. Blas de Roblès is zijn lezers, die zich gaan irriteren aan de regelmatige overdaad aan eruditie, voor:  
“Het gaat niet om de eruditie, dat weet je ook wel, het gaat erom wat de eruditie beoogt aan te tonen.” Zo nu en dan leek het of ik was beland in Flauberts Bouvard en Pécuchet, twee charlatans die ook allerlei uitvindingen doen en wetenswaardigs de wereld in sturen. Kennelijk dacht Eleazard dat ook: “Als Kircher doet denken aan Bouvard en Pécuchet, komt dat door zijn heldhaftige, wanhopige pogingen om de wereld in evenwicht te brengen.”

Prachtig zijn de dialogen tussen Eleazard en diens oudere vriend Euclides. Discussies over het verschil tussen ‘dienen’ en ‘gehoorzamen’, de rechtvaardiging van plagiaat in voorbije en tegenwoordige tijden, of over de misdaden van het christendom.  
“Het zijn niet de ideeën die doden: het zijn de mensen (…). Het christendom zelf – en welk idee is goedaardiger dan naastenliefde, nietwaar? –, het christendom heeft in zijn eentje meer doden veroorzaakt dan heel wat theorieën die op het eerste gezicht twijfelachtiger lijken. Maar de schuld ligt uitsluitend bij de christenen, niet bij het christendom.”

Alles in dit boek staat met elkaar in verband. Dat blijkt uit de titel en uit de wonderbaarlijke connectie tussen alle verhaaldraden. Eerst de titel: die is afkomstig uit het motto van Goethe voorin het boek, dat terugkeert in een van die prachtige gesprekken tussen Eleazard en Euclides.
Vertaald luidt het als volgt: “Niemand wandelt straffeloos onder palmen, en overtuigingen worden beslist anders in een land waar olifanten en tijgers thuis zijn.” Dit is de kernboodschap, die ik eerder al noemde. Je kunt Kircher eigenlijk pas beoordelen als je hemzelf bent, of op zijn minst in zijn tijd hebt geleefd. Oordelen over Moéma is pas eerlijk, als je haar hele psyche hebt doorgrond. De acties van Nelson en die van Moreira kun je gedogen als je ziet wat voor mensen het werkelijk zijn. Enzovoort.


Ten tweede de curieuze wending die de jungle-expeditie bij de indianenstam neemt. In detail zal ik het niet navertellen, al wil ik wel kwijt dat inheemse drugs een belangrijke rol spelen bij de gebeurtenissen. Elaine krijgt de antieke boekrol in handen die de sjamaan van de stam al die tijd, als een relikwie bij zich heeft. Het is een hele oude uitgave van een van Kirchers werken, De ark van Noah. Kennelijk is de stam ooit, vele generaties geleden, bezocht geweest door een jezuïeten pater die op bekeermissie was. Deze is als God ontvangen, en de stam zag in Dietlev, eveneens een blanke man met een baard, de terugkeer van hun Messias. Zij volgen hem dus in alles. Je kunt de handelingen van de indianen pas begrijpen als je hun achtergrond en geschiedenis volledig kunt navoelen.

Verrassend vond ik om aan het slot van het boek de theorie van Kircher te lezen, dat de ziel meetbaar zou moeten zijn. Hij vindt een weegmechanisme uit dat moet vaststellen of zijn lichaam direct na zijn sterven lichter is dan daarvoor. Dat bracht mij het symbolenboek in herinnering van ene Dan Brown. Nog verrassender is de brief die Eleazard aan het einde van het boek krijgt van zijn uitgever. Die brief zet het hele boek en alles wat we tot dan toe aannamen of veronderstelden, volledig op zijn kop.

Het boek staat vol met prachtige zinnen, wijsheid en poëtische stukken. Teveel om hier te memoreren. Of ik het in deze eerste lezing volledig heb doorgrond, waag ik te betwijfelen. Het zal mij in ieder geval nog enige tijd bezig houden. Dat is wat een goed boek, een echt goed boek karakteriseert.

Gelezen: februari 2012
Waardering: 8½/10