Brouwers, Jeroen - Restletsels

Tot mijn grote verbazing ontdekte ik eind februari dat er al in oktober vorig jaar een nieuw deel van Brouwers’ feuilletonserie was verschenen. Het was volledig aan mij voorbij gegaan. Zodra het arriveerde, moesten de andere boeken die ik aan het lezen was, ervoor wijken.

 

In de film ‘Finding Forrester’ uit Jamal, de protegé van de schrijver William Forrester (gespeeld door Sean Connery), zijn verbazing over het feit dat de intellectueel een roddelkrant als The National Enquirer leest. Waarop de oude schrijver antwoordt: “I read The Times for dinner, but this is my dessert.” Met een soortgelijke genoegen lees ik de feuilletons van Brouwers.

 

Ook Restletsels is mij weer uitstekend bekomen. Wat een schrijver is die man! Zo sikkeneurig als hij is op zijn oude dag, zo scherp blijft zijn pen en zo levendig zijn humor. Zo hakt hij zonder pardon de schrijfhandjes van Herman Brusselmans af, die zich een polemist waande, maar na het lezen van Brouwers opstel daarover, tot nader inzicht zal zijn gekomen. Brouwers verwijt Brusselmans ‘onbeargumenteerd strontgooien’,  wat neerkomt op vloeken in de polemistenkerk van Brouwers. En gelijk heeft hij!

 

De titel van dit negende feuilletondeel komt van een term die zijn huisarts hem aanreikte ‘uit de woordenkoffer van zijn vak’. Zijn willoze schrijfhand had de auteur naar de ziekenheler doen gaan. Na onderzoek blijkt dat hij maar liefst twee herseninfarcten heeft gehad, waardoor hij zijn schrijfhand nooit meer zal kunnen gebruiken als voorheen. Het restletsel is dat “wat niet meer valt te helen en dus van de kwaal resteert. Dat wat rest aan kwetsuur van een leven lang schrijven.”

 

Brouwers gaat tekeer tegen het hooggeleerde literantendom van Nederland en neemt en passant ook het Letterkundig Museum en uiteraard de taalunie weer even mee. Op sublieme wijze ontleedt hij een boekje van ‘spullenbaas’ van voornoemd museum: Aad Meinderts. Deze is op tournee gegaan langs schrijversgraven om daar een roos te leggen en de ontslapene te eren. Het boekje is daarvan het ‘plebejische verslag’ in een ‘Nederlands voor de pedaalemmer’, met een ‘formuleerkunst voor de kattebak’ en in ‘zinsconstructies voor op de composthoop’. Brouwers sluit dit weergaloze schotschrift af met de onderkoelde mededeling: “Intussen blijf ik van mening dat de taalunie kan worden opgedoekt.” Deze mening wordt in variabele bewoordingen door het hele boek heen herhaald. Dit heeft er toe gebracht zijn onvolprezen Sisyphus' Bakens weer eens te herlezen.


We krijgen enkele persoonlijke en autobiografische schetsen voorgeschoteld, onder meer over zijn medische kruistochten, waarna het vizier een schaars aantal pagina’s wordt gericht op het genre van de ‘literaire thriller’.  “Zoals men een pannekoek zou aanprijzen als een creatie van banketbakkerskunst.”  De metaforenmeester geeft les. 

 

Brouwers herdenkt diverse vrienden/kennissen en diept ze zo voor een ogenblik op uit de literaire vergetelheid die ook hemzelf wacht. Althans, dat is zeker de teneur van Restletsels.  Een hilarische anekdote over Marcel van Maere (wie?): “Bestelde in het café een taxi. Die kwam voor. Hij stapte in. Door de andere deur stapte hij weer uit om zingend het café aan de overkant van de straat te betreden.”

 

Ik wens innig dat dit werk niet zal blijken te zijn wat de schrijver er zelf van maakt, namelijk: “de laatste zangen van de vertoornde zwaan.” Binnen ons taalgebied is er niet een die taalklodderaars zo ongenadig kan fileren als Jeroen Brouwers en evenmin kan een andere schrijver tippen aan zijn onbegrensde strijdlust, die hij overigens tentoonspreidt tegen beter weten in. Wederom neem ik mijn hoed af voor dit prachtige boek van deze parel binnen onze letteren. Geef deze man een ruim pensioen voor zijn oude dag. Dat komt hem toe!


Gelezen: februari 2013