Grunberg, Arnon - De man zonder ziekte

Bijna iedereen in mijn omgeving laat zich zo lyrisch uit over Arnon Grunberg, dat ik mij bijna schaam om mijn wat zuinige oordeel over ´s mans literaire kwaliteiten. Ooit las ik Blauwe maandagen. Dat was geen onverdeeld genoegen. Het leek me tijdverspilling om ooit nog een boek van hem ter hand te nemen.

 

Met Gerard Reve maakte ik in een grijs verleden eveneens een valse start. Het eerste boek dat ik van hem las, Wolf, beviel mij zo slecht, dat het jaren duurde voordat ik de schrijver een tweede kans gunde, wat mij eindelijk bekeerde tot zijn meesterwerken.

 

Onlangs overhandigde mijn schoonvader – die zelf een bewogen oorlogsverleden heeft – aan mijn vrouw De man zonder ziekte als geschenk, met de woorden “Dit ís een goed boek”. Geen discussie. Ik acht het oordeel van mijn schoonvader bijzonder hoog. Kennelijk was de tijd voor Grunbergs tweede kans aangebroken.

 

De man zonder ziekte zou ik nu niet direct een meesterwerk willen noemen. En of ik nu het hele oeuvre van veelschrijver Grunberg ga aanschaffen, betwijfel ik eveneens ten zeerste. Maar ik vind dit zonder meer een goede roman. Misschien zelfs een erg goede roman, al begrijp ik de euforie van de mensen om mij heen nog steeds niet zo goed.

 

Het verhaal over architect en pechvogel Samarendra, ofte wel Sam, is idioot, maar ongetwijfeld nog niet half zo idioot als de werkelijkheid zou kunnen lopen. Hij is van Indiase komaf, al is hij geboren en getogen in Zwitserland. Zijn verkorte naam heeft een sterk Joodse klank. Een opdracht voor een groots operahuis in Bagdad, voert hem naar Irak. Daar blijkt dat zijn ietwat schimmige opdrachtgever is vermoord. Onder onwaarschijnlijke, maar daarom niet minder realistische omstandigheden, wordt Sam opgepakt en gemarteld. Niet dramatisch, maar voldoende om traumatisch te zijn. Hoewel, eenmaal thuis lijkt het wel alsof Sam terugverlangt naar de vernederingen die hem in de Iraakse gevangenis zijn aangedaan.

 

Zijn leven vliedt vervolgens voort gelijk het vlood, tot hij voor een geheime opdracht naar Dubai gaat. Ook daar raakt hij verzeild in een surrealistische samenloop van ongelukkige omstandigheden. Hoe dit afloopt, hoort uiteraard niet thuis in een leeservaring. Hoewel Sam niet werkelijk schuldig is aan de misdaden die hem ten laste worden gelegd, zegt hij zelf meerdere keren dat de situatie waarin hij is beland zijn eigen schuld is. “Ik heb het er zelf naar gemaakt.” En later: “Ik heb het aan mezelf te wijten.” Natuurlijk ging hij in Irak zelf aan de wandel in een gevaarlijk gebied, en uiteraard reed hij in Dubai auto nadat hij had gedronken. Dat waren de directe aanleidingen waardoor hij werd opgepakt. In die zin is hij zelf schuldig aan zijn lijden. 

 

Deze houding bracht mij het boek van Imre Kertesz in herinnering: Onbepaald door het lot. De hoofdpersoon in dit boek overleeft de concentratiekampen van de nazi’s. De enige manier voor hem om met dit verleden voort te kunnen leven, is om zichzelf de schuld van alles te geven. Het is het existentialisme tot in het absurde doorgevoerd. Door niet te aanvaarden dat hem een onrechtvaardig lot is overkomen, houdt hij de optie open dat hij in zijn leven een zekere mate van vrijheid heeft, dat de dingen die hij heeft meegemaakt zijn voortgekomen uit zijn eigen keuzes. Het was zijn eigen keuze om die dag dat hij bij de bushalte werd opgepakt, bij die bushalte te gaan staan. Het was zijn eigen keuze om in het concentratiekamp brood te stelen, waardoor hij zwaar werd gestraft. Deze verregaande psychologie doorgrondt Grunberg feilloos.

 

En toch sta ik niet in vuur en vlam. De stijl van Grunberg blijft mij vreemd, of misschien kan ik beter zeggen ‘laat mij koud’. Het sprankelt nergens, de lezer wordt overvoerd met volstrekt nutteloze details die niet eens kunnen worden verklaard als het toevoegen van ‘colour locale ‘. Zinnen als navolgende mogen voor mij worden geschrapt: Sam spoelt “zijn mond en verwijdert met zijn nagels een draadje vlees dat tussen zijn voortanden zit”. “Hij gaat zitten en leest wat er op het blikje staat, het is in Turkije gebotteld.” Het doet mij denken aan het vlijmscherpe essay van Jeroen Brouwers waarin hij het titelverhaal van de bundel De schrijver droomt van Dirk Ayelt Kooiman ‘ontrafelt’. Beter kun je zeggen, hij laat er geen spaander van heel. Dat verhaal bestaat vrijwel volledig uit wat Brouwers ‘taalklodders’ noemt. Gelukkig is de frequentie van dergelijke, in mijn lezersogen, nodeloze uitweidingen, in het boek van Grunberg niet erg hoog. Maar het irriteert me net genoeg om buiten de kring van euforie te blijven hangen.

 

Zo vind ik de door Grunberg gehanteerde metaforen op hun best doorgaans aardig. Meestal ervaar ik ze als nietszeggend en dus nodeloos. In het begin van het boek staat er bijvoorbeeld deze zin: “Zoals een sjaal zoek is, zo is Sams hartstocht voor zijn vriendin soms zoek.” Vind ik niet sterk. Het betreft geen misdaden tegen goede smaak of stijl, maar een paar van deze ervaringen achter elkaar temperen mijn enthousiasme voor het boek toch enigszins.

 

Los van deze muggenzifterij, is De man zonder ziekte gewoon een goed boek. Het zit knap in elkaar, met veel verwijzingen en dubbele bodems. Zo heet de ernstig gehandicapte zus van Sam niet voor niets Aida. Eigenlijk is zij de persoon voor wie hij leeft, sterker nog, voor wie hij bereid is te sterven. Ook de parallellen met de volstrekt redeloze vervolging van de Joden in de Tweede Wereldoorlog zijn subtiel en mooi uitgewerkt.

 

Kortom, een knap en goed boek dat desondanks is voorbestemd om in de anonimiteit van mijn boekenkast te verdwijnen.

 

Gelezen: september 2012