Heinlein, Robert A. - For Us, The Living

Gelezen: september 2012

 

Het lezen van William H. Pattersons biografie van Robert Heinlein stimuleert mij om het vroege werk van hem te lezen. Heinleins eerste schrijversschreden dateren van voor 1940, toen hij – min of meer naar aanleiding van een prijsvraag – verhalen instuurde naar John Campbell’s Astounding Science Fiction, het meest populaire en invloedrijke tijdschrift op het gebied van science fiction. De twee eerste verhalen die hij instuurde in 1939 werden direct geaccepteerd en betaald. Maar daarna volgde een ontmoedigende reeks van zes afwijzingen. Heinlein, die wel begreep dat hier misschien een toekomst voor hem in het verschiet lag, besloot zich toe te leggen op het schrijven van een roman. Ook deze werd door diverse uitgeefhuizen afgewezen.

Nu, met de huidige Heinlein-revival, is het boek in 2004 voor het eerst gepubliceerd. Zelf heeft de schrijver het nooit meer aangeboden, om twee redenen. Ten eerste omdat hij het manuscript niet meer had en ten tweede omdat hij voor later werk grondig roofbouw had gepleegd op zijn eerste boreling. Door een wonderlijke samenloop van omstandigheden, is de doorslag van het op zijn typemachine getikte document, in 2002 weer boven water gekomen.

For Us, The Living is dus als het ware een soort van Heinlein oerdocument. Al zijn belangrijke thema´s brengt hij hier al voor het voetlicht, of zoals Spider Robinson in het voorwoord schrijft: “For Us, The Living (…) is so immensely much more than just his first novel. It is all of them, dormant.” Het bevat zogezegd het DNA van wie de schrijver RAH (zoals Robert A. Heinlein liefkozend door insiders wordt genoemd) zou worden.

Dat het boek destijds werd afgewezen, is wel begrijpelijk. Het is eigenlijk niet echt een goed boek, al boeit het wel. Het verhaal is snel verteld. Hoofdpersoon Perry Nelson wordt na een fataal auto-ongeluk in 1939 een kleine 150 jaar later wakker. Hij wordt liefdevol verzorgd door Diana, maar het kost hem enorm veel moeite te wennen aan de gebruiken in het utopische 2086. Als Diana, die van beroep danseres is, samen met haar danspartner iets te intiem wordt in de ogen van Perry, slaat deze erop los. Dit leidt ertoe dat hij in een soort van heropvoedingsinternaat wordt ondergebracht. Nergens wordt hij hier overigens toe gedwongen, noch wordt hij gevangen gehouden.

Tijdens zijn heropvoeding krijgt hij colleges over de samenleving van 2086, over de politieke structuren, de monetaire en economische systemen en de sociale omgangsvormen. Hierin komen alle Heinlein-thema’s die zijn latere werk zo vernieuwend en spraakmakend zouden maken, voorbij. Om er een paar te noemen: tijdreizen, persoonlijke privacy en vrijheid, de weerzin tegen racisme (wat anno 1939 echt onconventioneel was), het natuurlijke van de lichamelijke liefde en spiritualiteit. Zelfs de kat speelt hier al een rol. Toch is For Us, The Living zoals gezegd niet echt een goed boek.

Aan het merkwaardige fenomeen dat Perry fataal verongelukt en in hetzelfde lichaam en dezelfde geest 150 jaar later weer onder de levenden is, besteedt Heinlein teleurstellend weinig woorden. Er worden wel wat vragen over en weer gesteld, maar kennelijk vindt iedereen het daarna de normaalste zaak ter wereld. Ook lijkt het verhaal nergens naar toe te gaan. Vanaf het moment dat het onrustige 1939 tegenover het utopische en idyllische 2086 staat, richt Heinlein al zijn pijlen op de verschillen. Het boek ontaardt in een aaneenschakeling van nogal geestdodende essays over de reeds genoemde onderwerpen. Ook is de stijl wat vlakjes en veilig. Het gemak waarmee de schrijver later intelligente en humoristische dialogen op papier zet, heeft hij hier nog duidelijk niet in de vingers. Wel grappig is dat hij de zelfmoord van Adolf Hitler beschrijft (zes jaar voordat dit plaatsvond) en dat hij behoorlijk nauwkeurig onze huidige kredietcrisis beschrijft, bijna tot op het jaar nauwkeurig.

Het is duidelijk dat Heinlein in zijn eerste roman het wel en voornamelijk het wee van zijn bliksemachtige en weinig succesvolle politieke carrière van zich moest afschrijven. Maar in zijn verhalen uit die tijd is hij veel beter in staat, de lezer in het oog te houden. Deze roman schreef hij voornamelijk voor zichzelf, al deed hij alle moeite het gepubliceerd te krijgen. Voor de Heinlein-adepten – waar ik mijzelf inmiddels toch wel toe durf te rekenen – is dit boek smullen geblazen. Het biedt een kijkje in de eerste schreden van zijn vijftigjarige schrijversleven. Maar voor de argeloze lezer biedt dit boek wellicht te weinig.