Japin, Arthur - De zwarte met het witte hart

Gelezen: juni 2004

 

p. 13 Het begint veelbelovend met de beschrijving van hoe een paar kerststerren op een theeplantage blindheid bij pluksters moet voorkomen.
‘Kleur krijg je nooit zelf, kleur krijg je door anderen.’

p. 25 Een zin die mij deed denken aan mijn eigen passage over mijn wantrouwen jegens (eerste) herinneringen:
‘De archieven van je geest kennen geen index, hooguit een paar steekwoorden.’

Dan volgen een pagina of tien met teveel terminologie waar geen enkele lezer iets mee kan. Hij appelleert voortdurend aan het Twi, de taal van het land waar Aquasi en Quame vandaan komen. Een beetje vervelend is dit wel. In de marge schrijf ik ergens: ‘onleesbaar’.
p. 39 ‘Een Ashanti ziet niet op tegen de dood. Door te sterven voldoet hij aan de hoogste verwachting die hij bij zijn geboorte heeft gewekt.’
Een bijzondere zienswijze die tot nadenken stemt.

 

p. 126 ‘De mens past zich aan om te overleven. De minderheid voegt zich naar de meerderheid. En terwijl je kijk op de wereld verhardt, blijkt je trots week en kneedbaar als de schedel van een pasgeborene.’
Mooie en betekenisvolle taal.

p. 216 en 217 Dit vond ik een treffende waarheid:
‘Als je nooit de horizon gezien hebt, weet je niet dat er een grens is aan je blik. (...) hoe beperkter je zicht, hoe groter de wil om te zien. (...) Een beperkt beeld doet een oneindigheid vermoeden. Weidsheid echter toont je dat er grenzen zijn.’

p. 279 Een uitspraak van Hans Christian Andersen die ik eigenlijk al kende:
‘Schrijven is per ongeluk de waarheid liegen.’
Heerlijk die driedubbele paradox.

Een mooi boek.