Keilson, Hans - In de ban van de tegenstander

Zonder twijfel is dit het beste boek dat ik las van Keilson, al las ik het dan ruim twee maanden geleden. Het bevat een diepzinnigheid die in de buurt komt van het onvolprezen boek van Imre Kertesz: Onbepaald door het lot.

 

De naamloze hoofdpersoon tracht zich in te leven in de beweegredenen van zijn vijand: B., een naar Hitler getekend figuur. Daarin gaat hij erg ver. Al beschouwt hij B. als zijn vijand – hoe kan hij ook anders – toch verdiept hij zich in hem: “Een volwassen vijandschap moet rijpen, net als de mooiste vriendschap.”

 

De ‘ik’ schaart zich in het kamp van de ‘zogeheten objectieven’. Deze mensen beoordelen elke gebeurtenis los van hun persoonlijke mening. “Want meningen komen doorgaans alleen voort uit bekrompen vooroordelen. (...) Ook al dreigen we daarbij om te komen, we moeten erbovenuit groeien, want het zou kunnen dat onze tegenstander gelijk heeft.” Hij gaat zelfs zover om de consequenties te bezien ingeval zijn tegenstander gelijk blijkt te hebben: “Dan blijft ons niets anders over dan dit vrijmoedig te erkennen.” Hij geeft toe dat ze dan borden om hun nek moeten hangen waarop staat: “Wij zijn uw ongeluk. D’ruit met ons!”

 

Over deze en soortgelijke standpunten voert hij diverse discussies met mensen in zijn omgeving. Een collega zegt hem: “Er is een grens waar meeleven en zich indenken in de ander vanzelf ophoudt.” Het blijken profetische woorden.

 

Er komen gaandeweg de groei van B.’s macht barsten in de overtuiging van de ‘ik’. Op een avond belandt hij een etablissement waar B. een toespraak zal houden. Hij besluit op het laatste moment toch niet in de zaal plaats te nemen, maar verneemt wel de strekking van wat B. verkondigt. “Hij geloofde dat ik was zoals hij me beschreef. Maar hij vergiste zich enorm. Zijn afkeer maakte dat mijn ware gedaante hem verborgen bleef.” Verderop heet het: “De opgaande zon werpt een heel ander licht op de wereld dan de avondzon.” De ‘ik’ geeft uiteindelijk toe dat hij tot dan toe in de waan verkeerde B. nog van diens waan te kunnen bevrijden. Toch duren de discussies voort. “Ik heb het leven zo lief dat ik het zelfs in mijn tegenstander nog herken en van bewondering geen raad weet met mijzelf, als ik zei dat ook hij deel is van een schepping die hij misschien zal gaan vernietigen.”

 

Uiteindelijk komt het hoge woord eruit: “Ik erken dat ik me vergist heb.” Hij richt zich dan vervolgens tot God, als bestierder van dit alles. Hij vraagt Hem waarom hij oude mensen hun rugzak heeft laten pakken en hen op reis laat gaan naar ‘hun afschuwelijke einde’. “Merkt u dan niet dat u uzelf hebt gemaakt tot tegenstander van al degenen die u hun rugzak hebt laten pakken? (…) Merkt u niet dat wij niets anders meer kunnen doen dan ook u dood te slaan, heel gewoon dood te slaan zoals die ander, de tegenstander, om niet door hem te worden doodgeslagen, merkt u dat dan niet?” Ineens is alles anders op het moment dat zijn waan in duigen valt. “Ik begreep dat ik mezelf had misleid en dat ik hem hielp zichzelf te misleiden én mij.”

 

Ja, een erg goed boek dat aanzet tot bezinning en nadenken. Een enkele wanklank moet ik toch laten horen, zoals het veelvuldig verwisselen van perspectief zonder enige aanwijsbare reden. Vanuit het ik-perspectief verandert de verteller ineens naar het introspectieve ‘je’. Het riekt mij iets teveel naar moedwillig literaire spielerei.

 

Verder staat het boek vol van prachtige zinnen en metaforen, maar af en toe duidt de auteur iets teveel. Een prachtig beeld over de vader van de ‘ik’, die zich had laten verleiden tot een vorm van diefstal. Hij vertelt zijn vrouw hoe het is gegaan, “al moest hij eerst een beetje tegen de spiegel ademen voor hij erin durfde te kijken”. Keilson zwakt dit beeld direct weer af door het in een volgende zin uit te leggen: “Wat kan hij dan anders doen dan de spiegel bewasemen om in het beslagen glas een milder beeld van zichzelf te zien?” Jammer.

 

Desondanks is dit het boek waardoor ik de hype die Keilson korte tijd is geweest, beter kan plaatsen. Met enige aarzeling durf het het boek toch als een meesterwerk te bestempelen. Zo, twee maanden na lezing, terugbladerend in het boek voor deze leeservaring, kom ik teveel treffends, moois en diepzinnigs tegen... ja, een meesterwerk.

 

Gelezen: oktober 2013