Kertész, Imre - Dagboek van een galeislaaf

Gelezen: december 2005

 

De zwartgallige kijk op het leven van de schrijver benauwde mij af en toe, en riep ook mijn weerstand op. Maar uiteindelijk heb ik enorm veel aangestreept dat mij raakte en of waar ik het mee eens was. Ook zaken waarmee ik het apert oneens was. Laat ik maar met bladeren beginnen.

 

p10: Kan men de gedachte dat het leven zinloos is en dat de dood het absolute einde is zonder wanhoop aanvaarden, ja daar zelfs kracht uit putten? Dit zou immers het begin van vrijheid zijn. En in zekere zin ook het begin van echte devotie.
Als dat toch eens zou kunnen. Wie dit heeft weten te bereiken, exact zoals het hier staat, bij hem of haar wil ik direct in de leer.

 

P27: Alles wat niet over Auschwitz gaat, komt mij onnozel voor.

P30: Een schrijver zou altijd over de zee moeten schrijven, en dan op een manier alsof hij die voor het eerst of voor het laatst ziet.
Gewoon mooi. Niet waar, maar wel mooi.

 

P53: Het is mogelijk dat geluk en creativiteit onverenigbaar zijn met elkaar. Het gelukkige leven is een eenvoudig leven en dus een leven van weinig woorden.

P69: Schoonheid is de niet te vervullen wensdroom van het verlangen. De essentie van het gevoel dat de mens bij de aanblik van schoonheid ervaart is daarom altijd verdriet.
Dit begrijp ik zo volkomen, en komt zo compleet overeen met mijn eigen ervaringen. Huilen om kunst (een boek, muziek) is voor mij het hoogste bereikbare dat een kunstwerk in mij kan losmaken.

 

P75: De uiterste grens van de wereld is God – het grote, vloeibare sprookje waarin wij allemaal proberen een plaatsje te vinden.

P111: Ik leef als iemand die tussen twee zeer belangrijke bezigheden geërgerd een uurtje zit te niksen omdat hij in dat uurtje niets te doen heeft. Dat uurtje is mijn leven.
Ook een herkenbare omschrijving van de zinloosheid zoals ik die vrijwel dagelijks ervaar.

 

P160: Daarna zal ik mij koud en bleek ter ruste leggen en deze wereld, waarin ik vijfenzestig jaar geleden op de een of andere manier terecht ben gekomen, voor altijd vergeten.
De dood is het voor eeuwig vergeten van het leven.

 

P201: Tegen de tijd dat we die zaak volledig overdacht hebben, zijn we oud en der dagen zat en gaan we dood.
Kertesz is een ongekend meester in het formuleren van de zinledigheid.

 

P229: Het normale zijn is de bestaansvorm waarbij men de werkelijkheid de rug toekeert, want wie wel een blik in die afgrond werpt, verstomt voorgoed of wordt krankzinnig.

Iets was ik niet in dit boek heb aangestreept, maar dat ik hier nog wel wil vastleggen, is de overdenking dat doordat hij in de dictatuur, of dan toch de strikt georganiseerde samenleving van het communistische Hongarije opgroeide, Kertesz van zijn zelfmoord is weerhouden. Anderen, zoals Levi, Celan, Amery, kregen alle tijd om in vrijheid na te denken over wat hen in hun Auschwitz is overkomen. In het Stalinistische Hongarije was daar geen gelegenheid voor.