Kertész, Imre - Onbepaald door het lot

Na het dichtslaan van het boek kreeg ik het te kwaad en moest ik huilen. Datzelfde (de emotie is goed te vergelijken) overkwam mij na het beluisteren van de 9de van Mahler in het Concertgebouw. Een onverwachte en onbeheerste emotie die eenvoudigweg een uitweg zoekt. Ook nu overviel het me compleet en wist ik niet hoe het tij te keren.


Waarom moest ik huilen? Door de schoonheid en door het verstandverbijsterend grote leed waar de hoofdpersoon, simpelweg omdat hij geen andere keus heeft, betekenis aan wil verbinden, aan moet verbinden.

 

Het hele boek is een bijna emotieloze beschrijving van zijn jaar in de concentratiekampen, waar hij voortdurend vrijwel alles als begrijpelijk of dan toch als ‘natuurlijk’ beschouwt. Een houding die ik tijdens het lezen van zijn relaas niet goed kon plaatsen en die mij af en toe zelfs licht irriteerde, alsof ik het als volstrekte buitenstaander ‘niet natuurlijk’ vond om zo te reageren op de verschrikkelijke dingen die je overkomen.

 

Maar in het laatste hoofdstuk van ongeveer dertig pagina’s, beschrijft de ‘ik’ zijn thuiskomst en het gesprek met een journalist die meent dat zijn kampervaringen bekend moeten worden gemaakt aan een groot en onwetend publiek, alsmede het gesprek met de twee andere flatbewoners Steiner en Fleischmann die hem aanbevelen alles maar zo snel mogelijk te vergeten en een nieuw leven te beginnen. Hij krijgt niet aan ze uitgelegd dat hij van het ervarene juist niets wil vergeten – gesteld dat dat al zou kunnen – en dat hij zijn leven zoals het er nu voorstaat moet voortzetten of alsnog moet sterven.


Dat laatste hoofdstuk ga ik vaker lezen, want het biedt een compleet nieuwe kijk op de holocaust. En dan bedoel ik uiteraard niet dat het de onvoorstelbare misdaden van het Nazi-regime in een ander daglicht komen te staan, maar dat je als overlevende van deze verregaande onrechtvaardigheden in zekere zin vrede kunt hebben met dat deel van je leven. Zijn zienswijze is eigenlijk het existentialisme tot in het absurde doorgevoerd. In geen geval willen geloven in het lot, omdat ieder geloof daaraan alle vrijheid onbestaanbaar maakt en een idioot sterk geloof in de eigen wil en het maken van eigen keuzes, zelfs als die ongewenst zijn. Voor Imre Kertész is dat blijkbaar de enige manier om zijn herinneringen onder ogen te kunnen zien.


Wat me nu aan het huilen maakte – naast de genoemde schoonheid – is het nauwelijks voorstelbare leed dat iemand heeft moeten ondergaan om tot zo een extreme denkwijze te komen. Het geeft – zij het maar zeer ten dele – een indruk van de proporties van het leed dat hij heeft beschreven. En juist daarom ook zijn die beschrijvingen zo zonder emotie op papier gezet (zodat het mij bijna opstandig maakte); het gaat namelijk ver buiten de grenzen van het bevatbaar emotionele.

 

Eén citaat dan:
"... als je niet geleidelijk met de werkelijkheid was geconfronteerd, maar door al die kennis (van wat er zich zoal afspeelde in een concentratiekamp E.L.) onmiddellijk bij aankomst was overspoeld, hadden je hersenen en je hart dat waarschijnlijk niet verdragen."

 Iets later licht hij toe dat de kampbewoners die langer dan hij gevangen zaten in dat opzicht beter af waren geweest.

 

Een boek dat mij in een staat van emotie brengt, die geen andere uitweg kent dan via de machteloosheid van tranen, dat boek verdient de eeuwigheid. Ook al kan ik de ideologie die Kertész verkondigt niet zelf onderschrijven. Ik begrijp hem, tot in de wortels van mijn wezen.

 

Gelezen: september 2003
Waardering: 10/10!