Murakami, Haruki - De opwindvogelkronieken

Dit is de meest symbolische en mysterieuze roman van Murakami die ik tot nog toe las (na Norwegian Wood en Kafka op het strand). Met prachtige vondsten, zoals de vogel uit de titel. Een dier, dat door niemand is gezien, dat regelmatig een mechanisch gekrijs laat horen, ‘alsof hij een veer zat op te winden. (...) elke dag kwam de opwindvogel (...) om de veren van ons rustige wereldje op te winden.’ (p.18) ‘Als de opwindvogel de veren niet opwindt, staat de wereld stil.’ (p.405)

Vanaf het moment dat de kat van hoofdpersoon Toru Okada en diens vrouw Kumiko verdwijnt, is het gedaan met hun ‘rustige wereldje’. Okada is dan al gestopt met zijn werk en op een dag komt Kumiko niet meer thuis van haar werk. Okada komt vervolgens in contact met mensen die zich op zijn zachtst gezegd, surrealistisch gedragen. Gedurende de bijna 900 pagina’s van de roman komt een stoet voorbij van de meest wonderbaarlijke figuren: een vrouw (Malta Kano) die stellig gelooft dat de samenstelling van water een beslissende invloed heeft op het menselijk bestaan; haar zus (Kreta Kano) die tot haar 20ste levensjaar gebukt ging onder ondraaglijke lichamelijke pijnen, daarna volstrekt gevoelloos werd en nu een nieuwe levensfase doormaakt; een buurmeisje (May Kasahara) dat niet meer naar school gaat; een jongen (Kaneel) die niet praat maar wel volwaardig kan communiceren met zijn ogen; Kumiko’s broer (Noboru Wataya), een begenadigd spreker en politicus die zijn ware gezicht nooit laat zien. Tot slot van dit bonte gezelschap noem ik de bejaarde luitenant Mamiya, die gruwelijke dingen heeft meegemaakt. Om zijn vege lijf te redden in een oorlog, moest hij in een verdroogde put springen. Daar op die duistere putbodem, gewond, hongerig en dorstig, wilde hij sterven. In plaats daarvan werd hij gered. Op de bodem van die put heeft Mamiya een diepe mystieke ervaring met het zonlicht, dat slechts een paar seconden per dag de bodem van de put bereikt.

Okada, een nogal weerloos en misschien zelfs kleurloos personage, laat zich zonder ‘tegenstribbelen met de stroom meegaan’. (p.72) De aaneenschakeling van bizarre gebeurtenissen, lichamelijke uittredingen, ontmoetingen met mensen heeft een hoog symbolisch gehalte. Af en toe snakte ik wel naar een sprankje realiteit, een splintertje normaliteit. Maar toch boeit het verhaal. Dat is mede te danken aan de makkelijk leesbare stijl van Murakami. Als lezer wil je begrijpen waar de auteur je mee naartoe wil nemen, wat hij je wil duiden. Uiteindelijk gaat De opwindvogelkronieken over de strijd die mensen voeren om de zin van het leven te ontdekken en om de aanstaande dood te aanvaarden. Okada vindt bijvoorbeeld ook een verdroogde put, waar hij vrijwillig in gaat zitten. ‘Als je in zo’n duisternis roerloos blijft zitten, begin je er langzaam aan te twijfelen of je wel echt bestaat.’ (p.300) ‘Dit is een soort geloofsbelijdenis. Ik wil tegenover hen laten zien dat ik probeer de duisternis in zijn geheel te aanvaarden.’ (p.544)


Tijdens een bijzonder merkwaardige gebeurtenis in de put, die zich in een andere werkelijkheid lijkt af te spelen, voelt Okada dat er iets met zijn gezicht gebeurt. De volgende dag blijkt hij een vlek op zijn wang te hebben, ter grote van een kinderhandje. ‘De vlek was een deel van hemzelf, hij kon hem niet wegsnijden, en dus diende hij hem te aanvaarden.’ (p.707)

Het aardige van Murakami is dat hij zijn personages regelmatig toelichtingen in de mond legt omtrent het boek. Door het hele boek heen speelt de auteur met de namen van zijn personages. Hij laat ene Ushikawa daarover uitwijden. Het begin van zijn naam ‘ushi’ betekent ‘rund’. Zijn vrienden noemen hem allemaal ‘rund’. ‘Als ik ergens vee zie lopen, is het net of ik familie zie. Namen zijn rare dingen, vindt u niet, meneer Okada? (...) Ze zeggen wel dat de naam de zaak verbeeldt, maar als je het mij vraagt neemt de zaak langzaam maar zeker de kwaliteiten van de naam aan.’ (p.590)

In een brief schrijft het buurmeisje, May Kasahara, aan Okada: ‘Ik denk dat de tijd helemaal niet van A via B en C naar D loopt, maar van hot naar haar slingert, net zoals het uitkomt.’ Precies volgens dit principe wordt het derde deel van het boek verteld. Blijkens een voor- en nawoord van de vertaler en twee nawoorden van de auteur, dacht Murakami aanvankelijk dat het boek na twee delen voltooid was. Maar kennelijk drong er zich nog een derde deel aan. Hierin wordt veel van wat in de eerste twee delen moeilijk navolgbaar bleef, enigszins verhelderd. Enigszins! Nadat de kat is teruggekeerd, richt de zoektocht zich volledig op Kumiko en naar haar beweegredenen te verdwijnen uit Okada's leven. Zonder dit deel zou ik het boek absoluut minder geslaagd hebben gevonden.

Evenals het leven zit dit boek van Murakami ‘net zo ingewikkeld in elkaar als een driedimensionale puzzel – een puzzel waarin feiten niet noodzakelijk waar waren, en de waarheid niet noodzakelijk op feiten berustte.’ (p.730) In zijn nawoord zegt de schrijver: ‘De wereld hangt van (of vanwege) onoplosbare raadsels aan elkaar – zo kijk ik er in de grond van de zaak tegenaan.’ (p.875) Volgens de vertaler in diens nawoord is dit boek een ‘serieuze poging iets zinnigs te zeggen over de problematiek van het menselijk bestaan. En omdat dit een problematiek is die even vormloos is als chaotisch, ligt het eigenlijk voor de hand dat een boek als dit net zo wanordelijk lijkt als het leven zelf.’ (p.883)

Het boek is niet alleen qua omvang een monument, maar ook qua impact. Het zal worden bijgezet in mijn boekenkast en of ik het ooit integraal zal herlezen, betwijfel ik. Maar hoe onnavolgbaar ook, het zal in mijn hoofd blijven rondzweven, even ongrijpbaar als de zin van het leven.

Gelezen: april 2011
Waardering: 8/10