Palmen, Connie - Logboek van een onbarmhartig jaar

Over smaak twisten schijnt niet mogelijk te zijn. Toch verbaas ik mij over het laatdunken waarmee sommigen literaire coryfeeën zich over haar uitlaten. Zo noemt Maarten ’t Hart haar ‘peutertje Palmen’, want een goed schrijver allitereert.

Al haar boeken hebben mij tot nog toe meer dan bovenmatig kunnen bekoren. Ik bewonder haar penvaardigheid, haar intuïtief treffende woordkeus en haar levenswijsheid. Natuurlijk erger ik mij ook aan bepaalde elementen in haar werk. Ze heeft de neiging haar ervaringen of gevoelens dood te analyseren, en ook vind ik haar filosofische toontje zo nu en dan irritant. Maar los daarvan is zij in mijn bescheiden lezersogen niets minder dan een heldere sterre aan ons Hollandse literaire firmament.

Ook haar Logboek van een onbarmhartig jaar heeft mij tot tranen weten te roeren. Het is een authentiek woordenmonument van haar verscheurende verdriet om het overlijden van haar liefde, Hans van Mierlo. Hoewel ze worstelt met de vorm van een dagboek – wat ze dan ook met een enigszins omslachtige maar houtsnijdende argumentatie ‘logboek’ noemt – voldoet het zonder meer. Dat ze de aantekeningen construeert, polijst, speelt met de datering en er toch een compositie van weet te maken, siert haar alleen maar. Haar gespannen verhouding met fictie legt ze prachtig uit in de volgende zinnen:
'Je weet dat je iemand nooit meer zult zien, maar het definitieve van het nooit meer is te absoluut voor de verbeelding. (…) De verbeelding bestaat bij de gratie van het onvolmaakte, het onaffe, het onbekende, en daardoor van het mogelijke. De verbeelding teert op de kans. (…) De onbevattelijke realiteit van de dood weert me uit het domein van de roman. Er valt niks te verzinnen, er valt niks van te maken, geen zin.’

Onvermijdelijk komt ook ‘die vorige dood’ ter sprake, Ischa Meijer die plotseling overleed aan een hartaanval. Ze schrijft daarover: ‘Er is verschil tussen de ene dood en de andere. De onthutsing van de bruuske dood duurde maandenlang. Bij de dood waaraan een ziekbed voorafgaat, begint de rouw bij het leven.'

Vrijwel ieder woord is doordrenkt van het lamlendige van haar gemoedstoestand. Ze beschrijft hoe ze zich door de tijd sleept kort na het overlijden van Van Mierlo. ‘(…) als een berg op te zien tegen elke dag die vernietigd moet worden (…) Voor geliefden geldt de harde wet: zodra het wij verdwenen is dondert het ik in elkaar (…)’ Zo lamlendig dat ze hele dagen in bed doorbrengt en zich nauwelijks de moeite getroost zich aan te kleden. ‘Met kleren kleed je ook je verlangen naar de dag.’

Bijna onafwendbaar verliest het boek zich in een klaagzang, en eigenlijk is dat de beste omschrijving van dit ‘Logboek’: een klaagzang. Een lamentatie, niet zozeer om wie er is heengegaan, maar om het ondraaglijke van het alleen achtergelaten worden. Gaandeweg biedt Palmen de lezer een blik in haar persoonlijke leven, haar vrienden, waar ze woonachtig is, haar relatie met de Minister van Staat en hun hevige verbondenheid in de liefde. Het is een erg mooi en aangrijpend document humain geworden, waarvan er in ons kleine taalgebied niet veel zijn.

Pas wanneer het boek over de helft is en er enige tijd is verstreken na het overlijden van haar geliefde (‘Vandaag is hij vijf maanden dood. (...) Ik kan me niet voorstellen dat ik ze uur voor uur heb meegemaakt.’), is de schrijfster in staat enkele herinneringen toe te laten in haar overdenkingen. Uiteindelijk dist ze ook het lijden van de laatste 48 dagen op. Hoe ze in het ziekenhuis zich over haar verzwakte man buigt en met de woorden van Constantijn Huygens controleert of hij er nog is: ‘”O Sterre, nog wat straals, nog een oog van meedoogen,” zeg ik dan. En dan opent hij (zijn ogen) en glimlacht naar me.’

Door het schrijven van haar Logboek heeft Connie Palmen zich staande weten te houden terwijl de storm van het verlies haar leven overhoop raasde. 'De noodzaak van het schrijven is geen literaire, maar een existentiële.' Bovendien heeft ze een prachtig portret geschilderd van de liefde tussen haar en Hans van Mierlo. En hoezeer ik zijn werk ook waardeer, dat zie ik miertje Maarten nog niet zo snel doen.

Gelezen: november 2011
Waardering: 8/10