Perron, E. du - Het land van herkomst

Gelezen: erg lang geleden

 

Dit boek had voor mij voordat ik het begon te lezen iets mysterieus en onbereikbaars. Hoe dat kwam weet ik niet, maar ongetwijfeld had het te maken met de wijze waarop het als hoogstaande literatuur werd bestempeld. Het bleef lang 'onbereikbaar' voor mij, zoon van een fabrieksarbeider, die geen gelegenheid onbenut liet zijn kind voor te houden dat wie voor een dubbeltje geboren was zeker geen kwartje zou worden. Het was te hoog gegrepen zelfs toen het binnen handbereik kwam.

 

In Brieven uit Nergenshuizen schrijft Paul de Wispelaere dat hij een nieuw verworven boek in de kast zet, als een wijn die je nog moet laten chambreren. Het land van herkomst zou bijna zijn verzuurd als ik niet tijdens mijn diensttijd, weg van het ouderlijke milieu van kleingeestigheid er stoutmoedig in was begonnen te lezen. Na drie dagen intensieve leeswoede had ik de ruim vijfhonderd pagina's achter mijn kiezen en was ik een wereld rijker.


Vreemd genoeg greep het boek mij aan, maar bleef de auteur mij vreemd. Du Perron is langzaam in mijn leven geslopen via zijn brieven, die ik op een koopje wist te bemachtigen, en is er inmiddels niet meer uit weg te denken. Deze brieven overdonderden me niet, zoals bijvoorbeeld Op weg naar het einde van Reve direct een haast infiltrerende overwinning op de geest behaalt, maar zette met iedere gelezen pagina een stap in mijn leven en iedere pagina zette ík een stap in het leven van Du Perron, alsof het een huwelijk van de geest met voorbedachte rade betrof. De verwantschap die ik met Du Perron voel en die wezenlijk is, heb ik reeds vermeld in mijn leeservaring over Pierre H. Dubois' De verleiding van Gogol. Het is zijn bijna onvoorstelbaar zuivere oprechtheid, die mij aanspreekt. Maar nu Het land van herkomst.


Na een aantal verworpen titels keert het in de correspondentie steevast terug als Ducroo. Op 11 maart 1933 schrijft Du Perron aan Greshoff: "Ik heb gisteren de ellende met kracht van me afgezet en ben aan mijn 'roman' begonnen. (...) Deze 'roman' kan heten Het nu en vroeger (of Het heden en verleden, wat vind jij beter?) van Arthur Ducroo". In een brief aan Greshoff - 3 maart 1935 - schrijft Du Perron: "Zoëven, 's avonds half 12, (het is nu kwart vóór) schreef ik de slotzin van het werk Ducroo. 741 blzn MS, zeker 500 blz compresdruk". Aan zijn vrienden die model staan voor een aantal personages, vraagt hij welke naam ze als fictief personage willen dragen. Zo zou Greshoff aanvankelijk Bloklandt heten, wat veranderd is in Graaflant.


De Indische herinneringen zijn prachtig beschreven, maar ook de 'Europese' hoofdstukken vind ik erg goed. Bijna al mijn vrienden en kennissen die het boek hebben gelezen, vonden de discussiehoofdstukken, bijvoorbeeld die met Heverlé, (alter ego van André Malraux, hoofdstuk 29: Terug in Parijs) vervelend, maar ik geniet daar volop van. Du Perrons ontwapenende eerlijkheid komt weer krachtig naar voren in de slotzin van dit hoofdstuk: "Bah! deze verklaringen dienen nergens toe: ik protesteer van mijn 'kern' uit; de rest is analyse".

 

In een brief vraagt Du Perron zich af: "Of het slot werkelijk goed is weet ik niet (...)". Of dit nu bescheidenheid betreft, valse wel te verstaan, of echte twijfel doet niets af aan die laatste alinea's van het boek, die voor mij enkele van de mooiste regels bevatten die de Nederlandse literatuur rijk is: "Na alle wroeten zie ik één wijsheid: zolang men leeft, te leven volgens de eigen aard en alsof men toch de ruimte vóór zich had, met alle nieuwsgierigheid en hoop waar men nog mee behept is, maar ook met een voldoend quantum pessimisme om ons in één minuut te verzoenen met het einde van alles wat ons leven mogelijk maakte, mogelijk in iedere betekenis". Ook zinnen als: "als je geen kind meer bent ruik je het toneel" tonen Du Perron als de onvermoeibare nastrever van de onbevangenheid, en de oprechte zelfconfrontatie. Dit was niet eenvoudig, omdat het hem regelmatig in conflict bracht met de wereld om hem heen, waar het meerendeel van de mensen zich bediende van maskers, intrige en toneelspel.

 

In Het land van herkomst ontbreekt enig plot. De reden waarom Du Perron er toch 'roman' onder zette is omdat de personages fictief zijn. Dat Wijdenes niet Ter Braak is, maar een personage dat hooguit geïnspireerd is op Ter Braak. In de briefwisseling blijkt dat Ter Braak sommige uitspraken van Wijdenes niet voor zijn rekening wil nemen. Het boek is de afrekening met een verleden dat een enorme ommezwaai maakt met het sterven van zijn moeder, waarna blijkt dat er van het familiekapitaal weinig of niets over is. Van rijkeluiszoon, die in staat is verscheidene uitgaven in eigen beheer te maken, wordt Du Perron gedwongen zich een inkomen te verschaffen. Juist in die ellende toont hij zich een karakter van hoog kaliber. Het land van herkomst, zijn geliefde Nederlands- Indië, staat voor het veilige verleden in de warmte van de zon en het geld, en Europa is de harde werkelijkheid van het nu. Het frapante is dat de auteur nergens een duidelijke voorkeur voor een van beide landen naar voren laat komen. Het ene staat voor het zorgeloze leven dat weinig uitdaging bood, terwijl het andere voor het moeizame maar rijke leven staat.

 

Enige tijd na verschijnen van Het land van herkomst, proberen Du Perron en zijn vrouw zich alsnog een bestaan op te bouwen in het toenmalige Nederlands-Indië. Deze onderneming werd over het geheel gezien een teleurstelling. Het viel hem koud op zijn dak dat het land dat hij met de vergoelijkende mist der herinnering had beschreven, in werkelijkheid weinig van dat beeld had behouden. Het land zelf was prachtig, maar diende voornamelijk om de mentaliteit van de mensen te compenseren. De enige manier voor Du Perron om het daar nog een aantal jaar vol te houden. Ook het klimaat zorgde voor veel problemen, voor hem en zijn vrouw. Uiteindelijk keerde hij, een grote illusie armer, terug naar Europa. Tijdens hun terugreis brak de Tweede Wereldoorlog uit. Na wat omzwervingen en een tijdelijke inwoning in een huis in Bergen (NH) aan de Nesdijk, betrok hij uiteindelijk met zijn gezin een huis aan de Doorntjes in datzelfde pitoreske dorpje.


Zijn hele leven had hij nooit veel langer dan een paar jaar een huis bewoond, en nu leek er dan enige rust aan te breken, ondanks de oorlog. Helaas was ook deze rust van zeer korte duur. Een paar maanden na hun intrek stierf hij aan angina pectoris, de kwaal waarvan hij zal hebben geweten dat die hem noodlottig zou worden. Een bombardement van de Duitsers schijnt hem buiten zichzelf van woede te hebben gebracht, wat zijn hart niet langer kon verwerken. Het lijkt of hij op de voorlaatste pagina van Het land van herkomst zijn eigen dood reeds heeft beschreven. "Je sprak laatst over een bombardement van Parijs: het is inderdaad een vreemd besef dat in minder dan een uur de Duitse luchtvloot boven deze stad kan hangen om alles te laten regenen wat doeltreffend lijkt; men mag zich dus wel voorhouden dat gegast of afgebrand worden niet zo'n groot verschil maakt met een einde door leucaemie of angina pectoris."

 

Misschien had hij in zijn eigen huis in Bergen aan de Doorntjes net zijn boeken uit de kisten gehaald, waarin ze maanden lang verstopt hadden gezeten, omdat hij geen vaste woning had kunnen vinden. Het zal hem een laatste soelaas hebben geboden, want hoewel Du Perron met Slauerhoff gebrouilleerd was toen deze stierf, geldt voor hem hetzelfde wat de beroemdste regel van deze dichter uitdrukt: Alleen in zijn boeken kon hij wonen.