Reve, Gerard - Het Boek van Violet en Dood

Gelezen: erg lang geleden

 

Gerard Reve publiceert boeken sinds 1947. In dat jaar verscheen zijn alom geprezen debuutroman De avonden. Van Gerard Reve bezit ik een stuk of twintig boeken: romans, verhalen en brievenbundels, en ik heb ze allemaal gelezen, en sommige zelfs herlezen. Maar toch zou ik niet één van die boeken kunnen navertellen. Dat komt niet omdat ik ze niet goed heb gelezen, of omdat ze me niet boeiden, maar dat heeft te maken met het feit dat Reve eigenlijk steeds aan hetzelfde boek schrijft. Hij laat keer op keer een aantal vaste thema’s stuivertje wisselen gedurende ongeveer 250 pagina’s briljant geschreven Nederlands.



Voordat ik inhoudelijk inga op zijn nieuwe roman, wil ik vermelden dat er in het werk van Gerard Reve sinds vele jaren sprake is van een nog te schrijven boek. Dat boek zou moeten heten Het Boek Van Het Violet En De Dood. Vanaf begin 1964 heeft hij het in zijn correspondentie regelmatig over deze titel, gewoon als een boek dat hij aan het schrijven is. Maar in zijn boek Nader tot U uit 1966 klinkt het aanmerkelijk minder vrijblijvend. Reve schrijft hier dat hij Het Boek Van Het Violet En De Dood moet gaan schrijven, “opdat, wanneer de Dood mij zal hebben ingehaald, er misschien van alles wat ik eens zou moeten bekennen, althans iets, zij het een allergeringst, onduidelijk en ternauwernood begrijpelijk deel, op schrift gesteld zal zijn.” Een soort bekentenis dus, die, hoe relatief en aanvechtbaar ook, enige zin zou moeten geven aan zijn schrijverschap. Dat boek is nimmer verschenen, althans niet onder die titel.

Eind 1979 dook de titel weer op. Het boek dat in 1980 als Moeder en Zoon is verschenen, zou eerst Het Boek Van Het Violet En De Dood heten. Maar om een conflict met zijn voormalige uitgever Van Oorschot te voorkomen, zag Reve hiervan af. Nu dan, anno 1996, is eindelijk, een paar lidwoorden armer, Het Boek Van Violet En Dood verschenen.

Alle thema’s uit Reves eerdere werk, keren in deze roman terug. Naast het katholieke geloof, staan zijn homoseksualiteit, literatuur en de dood centraal. Het Boek voegt niets nieuws toe aan wat Reve eerder schreef, maar zoals ook het geval was met zijn roman Bezorgde Ouders uit 1988, worden de vertrouwde thema’s verfijnder omschreven als ooit tevoren. Sinds 1962 ontwikkelt zijn schrijverschap zich onophoudelijk, en worden zijn boeken toegankelijker. Hij bouwt aan een oeuvre en iedere nieuwe steen maakt het bouwwerk steviger en laat de architectuur duidelijker zien.

Gerard Reve schrijft over zijn behoorlijk sombere visie op het leven met een nihilisme dat je op iedere bladzijde aan het schaterlachen brengt. Hij beschouwt het leven als een ‘kruisdraging’, maar: ‘Ik maak er tenminste muziek bij.’ Muziek maakt hij ook zeker in Het Boek Van Violet En Dood, al doet hij dat rustiger en met minder bombarie dan 34 jaar geleden. Zijn wilde haren is hij kwijt, maar zijn levensvisie is onveranderd gebleven:“Dit is geschreven door een zoekende en zwervende ziel.”

“Ik had geen leeftijd omdat ik een eeuwige pelgrim was naar een immer wenkende horizon.”

Reve geeft direct op de eerste pagina aan dat er weinig in dit nieuwe boek zal gebeuren: “Nee, veel komt er niet in voor: ik zie iemand, ik zie die iemand nog één of twee keer, en daarna verdwijnt hij op tragische wijze.” Hij vertelt van zijn ontmoeting met een buurjongen, Jean-Luc, van zijn heimelijke lustgevoelens, en van het tragische auto-ongeluk, waarbij de jongen zwaar gewond raakt en later in het ziekenhuis overlijdt. Het hele boek door maant Reve zichzelf de begrafenisplechtigheid te beschrijven, maar keer op keer laat hij zich verleiden tot het opschrijven van gedachtespinsels - “Het waren slechts gedachten, maar ze waren goed voor mijn bloedsomloop.” - of anekdotes. De begrafenis is erbarmelijk slecht gecoördineerd, de kerkdienst verloopt rommelig en als op de laatste pagina de begrafenisstoet op het kerkhof arriveert, blijkt de kist reeds te zijn neergelaten. De beschrijving van de begrafenis die veelbelovend leek te worden, draait dus ook nog uit op een mislukking.

De gedachtespinsels en de anekdotes zijn van dien aard, dat het boek in één adem wordt uitgelezen. Als altijd wordt er weer op weinig eerbiedige wijze aandacht besteed aan zijn ‘geleerde broer’, Karel van ‘t Reve, en krijgt de lezer een smakelijke beschrijving van het laatste familiebezoek dat Gerard Reve aflegde. Ook gaat hij als een bezetene te keer tegen een ‘Zeergeleerde Vriend’ die nergens bij zijn echte naam wordt genoemd, al bestaat het vermoeden dat hier met Rudy Kousbroek de vloer wordt aangeveegd. Uitvoerig wordt het verhaal gedaan van zijn tocht in 1943 naar Friesland om joodse onderduikers van rantsoenbonnen te voorzien. Kortom, de uitstapjes zijn bijzonder onderhoudend en goed verteld.

Het nihilisme dat ik reeds noemde, is weer rijk vertegenwoordigd. Reve vertelt dat hij in Londen in een inrichting werkte: “Neen, ik ga niet zeuren over hoe moeilijk ik het had. Iedereen heeft het moeilijk, U toch ook? Of hebt U het helemaal niet moeilijk? Nu, dan moet U maar een eens naar de dokter gaan om Uw eigen eens goed na te laten kijken, want er deugt niks van.”

Of over kunst: “Ik vermijd altijd zo veel mogelijk het onderwerp kunst, want U wilt gewoon een boek lezen dat U verstrooiing en leesgenot schenkt (…) U zit niet op cultuur te wachten, net zo min als ik. (Ziezo: ik ben echt blij dat U en ik het daarover tenminste eens zijn.)” Maar direct daarna wordt de lezer weer met zijn neus op de harde feiten gedrukt: “echt van het bestaan genoten heb ik nooit, noch mij in het leven ooit thuis gevoeld.” Gerard Reve is een begenadigd schrijver, hij is buitengewoon humoristisch, en daarnaast gaat hij de serieuze noot zeker niet uit de weg. Een mooi boek dat zeer veel lezers verdient.

Tot slot nog dit: De gedroomde liefdespartner, die in zijn gehele oeuvre voorkomt wordt ‘De Meedogenloze Jongen’ genoemd. Ook in Het Boek Van Violet En Dood treedt hij op. Over hem schrijft Reve hoopvol: “Zoude hij mijn graf willen bewaken?”