Singer, Isaac Bashevis - King of the Fields

Een van de latere romans van Isaac Bashevis Singer. Singer vertegenwoordigt in mijn leesleven een vaste, betrouwbare waarde. Al zijn boeken zijn goed, zoals ook deze roman weer bewijst. De meeste van zijn boeken las ik voordat ik met dit boekenblog begon, vandaar de weinige leesverslagen van zijn werk. 

 

The King of the Fields is een historische vertelling van het wel en wee van een mensenstam in een prehistorische tijd. Het vertelt min of meer de geboorte van een Poolse natie, maar veel interessanter is het breukvlak dat beschreven wordt waar de mensheid zich op bevindt, tussen prehistorie en historie. Van de zelfvoorzienende jagers heeft de mens zich geëvolueerd naar de landbewerker en de ontdekker van de economie. In dit boek komen beide ontwikkelvormen van de mens in contact met elkaar. 

 

Gelijktijdig ontwikkelt de mens zich van de pantheïst naar de monotheïst. De vele bijgeloven, die prachtig worden beschreven, stuitten op steeds meer scepsis en de joodse Ben Dosa en de christelijke bisschop Mieczyslaw verkondigen de waarheid van de ene God. 

 

Een voorbeeld van het bijgeloof uit deze lang voorbije tijd. Een van de kinderen krijgt koorts. Iemand stelt voor “to dig a little grave and put him in there, in order to deceive the evil spirits and make them believe he is already dead.” (p.226)

 

Hoofdfiguur is Cybula, van oorsprong stamhoofd, die ook als persoon op dit breukvlak bevindt. Hij vraagt zich dingen af: “When he was young he always had one question: why?” (p.45) Van alle goden die voorbij komen gelooft, Cybula er eigenlijk maar in één: “There is only one god, his name is Shmiercz, the god of death. He takes everyone to himself and he needs no sacrifices from you.” (p.204)

 

Kortom, wederom een prachtige Singer. Gelukkig heb ik er nog een paar staan, maar binnenkort zal zijn hele oeuvre door mij zijn verslonden. Dan begin ik gewoon weer opnieuw en zorg ik voor verse leesverslagen.

 

Gelezen: december 2010