Tellegen, Toon - Het vertrek van de mier

Ronduit een meesterwerk deze eigentijdse weergave van het ‘Ik denk, dus ik ben’. De grote levensvragen komen aan bod in een taal die ontwapent en ontroert. Kinderen zouden het kunnen lezen, maar of hen het zal bekoren, betwijfel ik. Alles draait om de essentie van bewustzijn, het ‘ik’ en het zijn. Alleen wordt dat nergens met naam en toenaam geschreven.

Het boek bestaat uit drie delen. De mier is weg en deel 1 doet verslag van de manier waarop iedereen die achterblijft ermee omgaat. Dat varieert van heel eigenzinnig en egocentrisch tot verdrietig of humoristisch, maar uiteindelijk begrijpt niemand er iets van. In deel 2 lezen we over de lotgevallen van de mier nadat hij is weg gegaan. Het is nog surrealistischer dan deel 1 en doet denken aan een soort vagevuur waarbinnen de mier als enig doel heeft de verte te bereiken. Hij wil dat niet maar het moet. Het derde deel bevat aantekeningen (gedichten) van de mier.

Het geheel is weergaloos en prachtig. Bijzonder zorgvuldig taalgebruik met veel betekenislagen. Dit is zo’n boek dat helemaal geciteerd kan worden, maar ik beperk mij tot een paar.


Volgens de tor is het hier niet somber genoeg. Na een ingenieuze en bijna onnavolgbare gedachtegang denkt de tor niet meer aan de mier maar alleen nog maar aan zichzelf:
“‘Ik,’ mompelde hij.
Het was het somberste woord dat hij kende.” (20)

De egel dacht aan de mier, maar wist niet of hij ernaar verlangde dat de mier terugkwam:
“Verlangen stoort gedachten, had hij eens op een muur gelezen. En dus verlangde hij niets, hoopte hij niets, zuchtte hij niet en was hij niet somber of verdrietig. Hij dacht alleen maar.” (39)
“Op zijn deur prikte hij de brief, die de mier hem ooit had geschreven:
Beste egel,
De mier.
De mier had hem verteld dat in weinig woorden meer staat dan in veel woorden. In die brief stond alles.” (40)

Een dialoog tussen de mol en de aardworm:
“’Daar waar hij heen is, is het vast heel erg donker,’ zei de mol, ‘nog veel donkerder dan hier.’
‘Welnee,’ zei de aardworm, ‘hoe kom je erbij, het is daar heel erg licht. Er heerst daar een hels licht.’
‘Hoe weet jij dat?’
Hoe weet jíj dat?’” (101)

Uit de aantekeningen van de mier:
“Sommige dagen zijn zo lang
dat je er jaren doorheen kunt lopen” (159)
(Doet mij denken aan een van de mooiste dichtregels van Jacques Kruithof:
‘Soms is het zo laat dat klok niet meer slaan wil’)

Uiteindelijk heeft de mier dan de verte bereikt:
“Dag verte, hier ben ik,
ik ben de mier.
(…)
verte, ik vergeef u nooit!”

Gelezen: maart 2009
Waardering: 9/10