Boogers, Alex - Alleen met de goden

 

Het levensverhaal van Aaron Bachman heb ik in één ruk uitgelezen. 

 

Zijn vader, die hij papa Leeuw noemt, heeft het tijdens zijn kinderjaren erover dat hij niet over zich heen moet laten lopen, maar dat hij moet brullen.

"Wij zitten in de brulbusiness, jij en ik."

In het volkse milieu onder de rook van Rotterdam groeit Aaron op met een altijd boze moeder. Zij heeft geen goed woord voor hem over, sterker nog, ze laat geen kans onbenut om hem als schuldige aan te wijzen van haar ongeluk. 

“Het was beter geweest voor iedereen, zelfs voor jou, als je er niet was geweest.” 

 

In zijn ouderlijk milieu geldt het – ook mij zo overbekende – adagium dat wie voor een dubbeltje is geboren nooit een kwartje zal worden. Er is één en al negativiteit om hem heen. Zijn vader, ooms en tantes lopen altijd te mekkeren over de onvolkomenheden van anderen. Zijn beste vriendje, Gerald, is zwart, wat op school en binnen zijn familie eigenlijk niet wordt geaccepteerd en regelmatig tot vechtpartijen leidt. Een neefje, Ronald, is homoseksueel, een zoveelste minderheid die voor acceptatie moet vechten. Als zijn oom weer eens een scheldkanonnade aanheft (‘want dat gaf hem kracht’), kijkt Aaron naar de vissen,

“die niets leken te horen en zich nergens iets van aantrokken. Dat leek me een goede houding om te overleven.”

 

Als hij niet kan slapen, wat meestal het geval is, schrijft hij zijn gedachten en beelden op in schriften om de drukte in zijn hoofd het zwijgen op te leggen. Op een dag komt hij beneden vanaf zijn kamer en ziet een onbekende man in de deuropening liggen in een vreemde houding. Zijn vader heeft hem, zonder dat van plan te zijn geweest, doodgeslagen en verdwijnt in de gevangenis. Het blijft heel lang onduidelijk wie het slachtoffer is en waarom zijn vader hem heeft geslagen.

 

Zijn moeder verzorgt hem niet meer en geeft hem af en toe wat geld om een patatje te kopen. Om zijn karige budget aan te vullen, vindt Aaron een baantje bij een klein dierenasiel. Daar maakt hij contact met een pitbull, die hij Otis noemt. De hond is misbruikt bij gevechten en zit onder de wonden en vertrouwt niets of niemand meer. 

“De wonden van Otis waren geheeld, maar hij vertrouwde niemand meer. Ik durfde nog wel mensen te vertrouwen, maar ik wist ook dat de meeste mensen weinig goeds van plan waren.” 

Aaron praat eindeloos met het dier en weet uiteindelijk diens vertrouwen te winnen. Ieder vrij moment gaat hij met Otis wandelen. 

 

Het schrijven helpt hem niet afdoende bij het bezweren van zijn innerlijke woede. Met zijn opa heeft Aaron goed contact. Ze spreken over de ‘samoerai’, die de leer van het shinto aanhingen ‘de weg van de goden’. 

“Voordat er een grote transformatie plaatsvindt moet je eerst alle kanten op gebeukt worden, zodat je alles leert loslaten wat je geleerd hebt. Soms krijg je zoveel klappen dat je denkt dat ze letterlijk het leven uit je slaan, en dan laten ze je voor dood achter. Dat is het moment waarop de samoerai wordt geboren. Zo worden ze de goden zie ze zijn.”

Over Aarons moeder zegt zijn opa: 

“Ze is door het leven aardig in de mangel genomen, en ze mist de kracht om er echt van te leren. Maar dat kun jij wel. Jij kunt die samoerai worden.”

Als zijn opa naar Japan verhuist, schrijven ze elkaar brieven.

 

Met de ontdekking van de meisjes en zijn seksualiteit stopt Aaron met het schrijven in zijn schriften – iets wat hij voor iedereen geheim houdt. Alleen weet hij dan helemaal niet meer waar hij met zijn woede naartoe moet. Zijn leraar muziek, Martin Broere, prikt door hem heen. 

“Ik hoor het gewoon rommelen als je in de klas zit, weet je dat? Je bent verdomme een vulkaan. (…) Ik herken jongens zoals jij. Welke beweging je ook maakt, je loopt steeds met je kloten door het vuur, of vergis ik mij?”

 

Als Shakespeare wordt behandeld op school, weet Aaron: 

“Hij heeft wel wat te zeggen, maar hij maakt het allemaal onnodig ingewikkeld met al die vermommingen de hele tijd, en bij Shakespeare is niemand wie hij zegt dat hij is. Dat lijkt me onmogelijk, in het echte leven, bedoel ik.” 

Dit illustreert mijns inziens heel goed hoe Boogers zelf wil schrijven. Hij wil het echte, naakte verhaal vertellen zo rauw en direct mogelijk.

 

Aaron vindt een uitlaatklep in de kickbokssportschool van Arturo. De trainer ziet in Aaron veel potentie om een professionele vechter te worden. Hij wordt sterker en is minder bevattelijk voor de klappen die hij op straat incasseert. 

“Ik werd niet zozeer minder driftig. Ik werd nog driftiger dan ik al was, maar ik leerde ermee omgaan. Ik wist dat er een plek was waar ik mijn woede kon laten gaan.” 

Ook laaft hij zich aan de gedachte dat Arturo iets in hem ziet. 

“Ik had nooit eerder iemand gekend die tegen mij zei dat ik bestond uit mogelijkheden in plaats van beperkingen.” 

 

Gaandeweg de bezoekjes aan zijn vader in de gevangenis wordt het duidelijk dat deze niet Aarons biologische vader is. Hij bestijgt ondertussen de ladder van de kickbokswereld en begint weer te schrijven. Toch lijkt het of zijn successen – hij wint de ene wedstrijd na de andere en wordt uiteindelijk wereldkampioen in zijn klasse – en het geld dat hij daarmee verdient, hem weinig geluk brengen. Hij blijft diezelfde in zichzelf gekeerde, boze jongen. 

“Ik hield mijn handen voor mij uit. Ze trilden. Ze trilden als ik een tijdje niet een schrift schreef. Ze trilden als ik een tijdje niet in de ring had gestaan.”

 

Het boek staat vol met prachtige en schrijnende scènes, zoals het verhaal over de flessenpost. Tegen zijn vader in de gevangenis vertelt hij dat hij als kind een fles met een briefje in de rivier had gegooid. Op het briefje had hij alleen het woord ‘Ik’ geschreven. 

“Ik wenste dat ik in die fles zat, weg van huis, weg van het gevloek en het geschreeuw van ma, weg van jouw zuippartijen en gekte.” 

Hij blijft ervan overtuigd dat hij thuishoort in Vlaardingen, wat hij consequent ‘het naamloze gat’ noemt. 

“Hoe durfde ik op hetzelfde bankje te zitten als de grote schrijvers, of in de ring te stappen met de grote kampioen? (…) Dit waren verheven geesten, goden (…)”

Uiteindelijk komt dan toch de liefde in zijn leven in de vorm van Nadine, een schoonheid. Maar ook dit lijkt Aaron zichzelf niet toe te staan. 

“Ze leerde me liefhebben (…) Ik bleef van binnen onrustig en woest en alleen.”  

Hij moet denken aan de woorden van zijn opa: 

“Je kunt je vingers niet meer strekken, want je handen zijn kromgegroeid in de gebalde vuisten waarmee je hebt gebeukt en geslagen.”

 

De apotheose van dit aangrijpende verhaal – over zijn biologische vader, over zijn kickbokscarrière, over de liefde en zijn geluk – laat ik naar goed gebruik aan de lezer. Voor mij is dit boek van Alex Boogers een meer dan overtuigende proeve van bekwaamheid. Als componist en verhalenverteller krijgt hij van mij een dikke tien met een griffel. Als stilist is hij voor mij minder geslaagd. Maar dat is persoonlijk en doet niets af aan zijn vaardigheid als schrijver. Alles zit in dit boek, prachtige motto’s, mooie metaforen zoals de hond Otis, en een zeer boeiende verhaallijn. Maar toch is Boogers niet mijn schrijver. Het boek beweegt mij niet ander werk van hem te gaan lezen. Zijn stijl is voor mij als taalfreak te plat, te ordinair en te vulgair.

 

Ter illustratie daarvan:

“… ze vroegen wat haar mankeerde.

‘Kanker,’ zei ze.

‘Téring!’ zei tante Regina.

‘Nee, kanker,’ zei mijn moeder."

 

Natuurlijk begrijp ik dat je het rauwe en ondubbelzinnige milieu dat hij beschrijft – en waarin de schrijver zelf ook is opgegroeid – niet met tere stijlbloempjes kunt neerzetten. Maar aan de onoverzichtelijke hoeveelheid boeken die ik nog wil lezen, voeg ik alleen nog maar boeken of oeuvres toe waar ik echt helemaal in vind wat ik zoek. Schoonheid is voor mij daarbij toch nog altijd de leidende factor. Daarmee bedoel ik uiteraard niet uitsluitend lieflijkheid en paradijselijke tafereeltjes. Ook drama en lijden kan met schoonheid worden beschreven. Dat doet Alex Boogers onvoldoende voor mij.

 

Dus, petje af voor zijn prestatie, waarvoor hij talloos veel lezers verdient. Ik zal daar alleen niet meer bij zijn. 

 

Gelezen: mei 2019