Zafón, Carlos Ruiz - Het labyrint der geesten

De discussie over in welk vakje het werk van Zafón nu zou passen, duurt nog immer voort. Is het nu literatuur? Is het een detective? Het enige dat ik aan dit zinloze gezever wil toevoegen, is: WHO GIVES A FUCK?? Bevalt een boek je of niet? Waar het in te passen valt, qua traditie, of het vernieuwend is of niet, welk genre het is, boeit van geen kanten. Althans, mij niet. Goed, dan nu de leeservaring zelve. 

 

Het was gedenkwaardig dit afsluitende deel van de serie ‘Het Kerkhof der Vergeten Boeken’ te lezen. Qua taal, stijl, verhaal, geschiedenis, humor, gevatheid, levenswijsheid en compositie toont Zafón zich eens temeer een meester. In zijn andere boeken – ik las ze allemaal, ook zijn jeugdboeken – had hij daarvoor al ruimschoots het bewijs geleverd. Meermaals tijdens het lezen van dit dikke boek, verzuchtte ik: ‘och, zo te kunnen schrijven!’ 

 

Alles wat in De schaduw van de windHet spel van de engel en De gevangene van de hemel is verhaald, komt in Het labyrint der geesten samen, op een sublieme en sterk overtuigende wijze. De spanning van de detective zit in het verhaal van de zoektocht van Alicia Gris naar de ware achtergronden van de verdwijning van cultuurminister Mauricio Valls. Het mysterie zit in de bijzonder knap geconstrueerde familiekroniek van de Semperes, die uiteindelijk – zo blijkt aan het einde – door Julián op schrift wordt gesteld. De talloze namen van personen vallen allemaal op hun plek, zonder dat het zweempje surrealisme dat over hen hangt, verdwijnt. En dan de taal, jonge-jonge, die taal van Zafón. Het spijt mij dat ik het Spaans niet machtig ben, maar in het Nederlands klinken de zinnen al zo prachtig. Dat begint al op de eerste pagina met:

 

“Flarden pollen hingen onbeweeglijk als gepulveriseerd licht in de lucht. Het water in de Canaletas-fontein glinsterde in de leegte als een ketting van glazen tranen.”

 

Ik bleef maar onderstrepen, zoveel taalschittering blonk mij tegemoet vanaf iedere pagina. Hier en daar misschien wat overdadig, dat je als lezer een licht verlangen voelt opkomen naar een ‘normale’ of ‘eenvoudige’ zin. Maar zodra het personage Fermín Romero de Torres (wat niet diens echte naam is) zijn ‘grammaticale vuurwerk’ afsteekt, is het weer volop genieten voor een taalfreak als ik. 

 

Het schrijven van de familiekroniek – waarbij illustere personages en schrijvers als David Martin, Julián Carax en Victor Mataix, een belangrijke rol spelen, evenals de verschrikkingen tijdens de Spaanse burgeroorlog en het daaropvolgende regime van Franco – wordt binnen het verhaal eerst vruchteloos ondernomen door Daniel Sempere. Uiteindelijk is het diens zoon, Julian, die de klus klaart, maar niet zonder hulp. Het is het prachtig uitgewerkte ‘frame within a frame’ binnen de fictie van dit verhaal. 

 

Het verhaal is te complex en meerdradig om hier uit de doeken te doen. Er is teveel onderstreept om afdoende hier weer te geven. Een van de mooiste elementen uit dit boek vind ik de eerbied die het ademt voor schrijvers en het geschrevene. Het is treffend verwoord wanneer de kleine Julian, zoon van Daniel Sempere, voor het eerst naar Het Kerkhof der Vergeten Boeken wordt gebracht. De vader fluistert zijn zoon in: 

 

“Elk boek, elke band die je ziet, bevat zielen. De ziel van degene die het geschreven heeft, en de ziel van hen die het gelezen hebben en erover gedroomd hebben.”

 

In een van de vorige delen, ik meen De schaduw van de wind, staat het in nagenoeg dezelfde woorden. Maar herhaling van dergelijke woorden is geen straf. 

 

Wanneer in het laatste hoofdstuk Julián Sempere wordt bijgestaan door naamgenoot Carax in het schrijven van de familiekroniek, trakteert Zafón de lezer op een snelcursus schrijven. Al laat hij de oudere Julián op de vraag van de jongere Julián hoe hij moet schrijven direct antwoorden:

"Dat zult u zelf moeten leren (...). Schrijven is een beroep dat men leert, maar niemand kan het onderwijzen."

 

Ander bruikbaars voor schrijvers in spé:

"Probeert u niet mij te imiteren. Een andere auteur imiteren is een kruk. Je kunt er een beetje op leunen en een eigen register vinden, maar het is een beginnersziekte."

 

"Schrijven is herschrijven (...). Je schrijft voor jezelf en je herschrijft voor de anderen."

 

"Carax had me geleerd dat een boek nooit af is en dat met een beetje geluk het boek óns verlaat, zodat we niet de rest van de eeuwigheid doorbrengen met het te herschrijven."

 

De vele verwijzingen naar Dantes Divina Commedia, maken het duidelijk dat Zafón zijn boeken op eenzelfde wijze heeft geconstrueerd, alsof hij alle ringen van de hel afgaat en beschrijft. Wat dat aangaat geeft de Spaanse burgeroorlog en het Franco-regime hem meer dan voldoende materiaal. 

 

Uiteindelijk is de verdwijning van Mauricio Valls - dezelfde die in een vorig deel de moeder van Daniel Sempere vergiftigde - slechts de aanleiding van een veel sinisterder plot. De verdwijning van wat honderden kinderen moeten zijn geweest en de omvangrijke en moorddadige doofpotactie die daarop volgde. Maar de doofpot bleek toch een lek te bevatten, en het resultaat daarvan is dit monumentale boek van Carlos Ruiz Zafón. Of is het misschien toch geschreven door diens personage, Julián Carax, ehm Sempere? 

 

Wie het ook geweest moge zijn, ik buig diep voor deze meester. 

 

Gelezen: februari 2019