Hermans, W.F. - Nooit meer slapen

Gelezen: erg lang geleden

 

Een boek om te koesteren en vele malen te herlezen. Een van de boeken die zonder aarzeling mij op dat onbewoonde eiland troost zullen brengen. Een meesterwerk!


Leuk begin van een leesverslag, niet? Na Het behouden huis, Onder professoren, De donkere kamer van Damokles was mijn indruk van Hermans positief. Iemand aan wie ik mij, niet zozeer qua literaire stijl maar eerder qua levensfilosofie, verwant voel. Een schrijver in wiens boeken ik alinea's tegenkwam die mijn eigen gedachtengoed weergeven. Nooit meer slapen wint met straatlengtes voorsprong. Er zit geen enkel zwak moment in het hele boek. Het is overdreven om te zeggen dat iedere zin een welkome verrassing is, maar als je het boek hebt dichtgeslagen is dit het gevoel dat je bevangt.

 

Hij komt doet eigen beroemde uitspraak ('Er mag in een roman nog niet een mus van een dak vallen, zonder dat het iets betekent.') zeker gestand. Om een voorbeeld te noemen. Op p. 53/54 vertelt een medepassagier in het vliegtuig dat Engels toch wel een moeilijke taal is. Hij geeft hem een voorbeeld, "Does Alfred go to the races? No, he doesn't". Op p. 169 maakt Alfred een moment van vertwijfeling mee, "De verkeerde richting ingeslagen, maar het is te laat om terug te keren. Op het verkeerde paard gewed, maar de wedstrijd is al half voorbij. Does Alfred go to the races today? No, he doesn't". Werkelijk alles grijpt in elkaar. Bij Hermans bestaat niets dat niet iets anders aanraakt, om met Jeroen Brouwers te spreken.


Aan het begin van het boek ontstaat er een nogal pijnlijke situatie in een restaurant waar professor Nummedal ("Zou Nummedal misschien niemendal betekenen?" p.16) hem om Gravlaks wil trakteren. Meer dan dat dit een op speciale manier bereide zalm is, komen we niet te weten. Pas op p.245 komen de Gravlaks terug, er staat: "Rauwe zalm, die eerst een tijdlang ergens begraven wordt en dan, ik weet niet hoeveel tijd later, weer opgegraven". Net als Alfred een hap wil nemen, komt de dronken echtgenoot van zijn gezelschap hun samenzijn verstoren. Maar het opgegravene hoeft al niet meer gegeten te worden. Het heilige moeten in verband met zijn vader, de dood van Arne, zijn eigen mislukking ('De verkeerde richting ingeslagen'), het is voorbij. Reeds op p.167, als alles al zo'n beetje is misgelopen wat maar mislopen kan, beseft Alfred voor het eerst dat zijn missie zoiezo iets zal opleveren. (Zonder dat iemand dat tot nu toe -bij mijn weten tenminste- in de literatuur over Hermans heeft opgemerkt is de missie van Alfred juist wèl geslaagd. Voor zijn theorie over meteorietkraters heeft hij met zijn neus op het bewijs gestaan, maar heeft het niet gezien. Dit leesverslag laat mij te weinig ruimte om hier afdoende op in te gaan. Een andere keer misschien.) "Al vind ik dan geen meteoorkrater, ik kan niet beweren dat ik helemaal niets vind, al heeft wat ik vind met geologie niets te maken, al is het helemaal niet onder te brengen in de wetenschap van aarde of kosmos." Kortom, de Gravlaks kúnnen niet gegeten worden door hem. Dát is wat hij heeft gevonden aan het einde van het boek. Een soort van acceptatie dat het leven het zíjne moet zijn. En dat leven is er een van het besef van de volstrekte zinloosheid van alles.


Hier kan ik mij wel mee vinden. De subtiliteit waarmee Hermans deze 'boodschap' illustreert is onovertroffen. Die boodschap komt erop neer dat het leven niets is. Een 'lehre Schatten'. Dit standpunt van de volslagen zinloosheid van het leven wordt behandeld in filosofische passages, of in bespiegelingen die ver in de toekomst reiken, wanneer van het bestaan van nu niets meer zal zijn overgebleven. Hiervan citeer ik de voor mij meest sprekende passage, waarin het motief van de hunnebedden wordt geïntroduceerd. "Alles is te doen voor wie niet op tijd let, voor wie in zijn kleinkinderen in de kleinkinderen van zijn kleinkinderen gelooft, voor wie gelooft dat de mensheid een taak heeft - het bouwen van een hunnebed...
Kathedralen bouwen duurde nog veel langer en is ook nergens goed voor geweest. De hunnebedden waren hun kathedralen. Wat is mijn kathedraal? Ik werk aan een kathedraal die ik niet ken en als hij voltooid is, zal ik er niet meer zijn en niemand zal weten dat ik eraan gewerkt heb." (p.101)

 

Maar in de genoemde subtiliteiten overtreft Hermans zichzelf. Hierin bereikt hij het hoogste rendement. Ik noem twee voorbeelden die het bovenstaande pessimisme prachtig als met een kwinkslag bekrachtigen. In het restaurant met Nummedal loopt alles in het honderd. Dit vindt zijn bekroning als Alfred, die dan nog naamloos is, het blad met de koffie en pudding uit zijn handen laat vallen. Alles klettert op de grond en op de kleding van omstanders, maar "het blaadje weet ik nog te grijpen" (p.17). Wie erg gevoelig is voor symboliek ziet hier in een notedop het hele boek samengevat.


Het tweede voorbeeld staat op p. 202. Alfred is alleen verder gegaan maar is tot de ontdekking gekomen dat hij een vergissing heeft begaan. ('De verkeerde richting ingeslagen') Hij legt een briefje, vastgehouden door een kei, neer op een plaats waar Arne mogelijk langs zal komen, en gaat dan zonder kompas, ("Door mijn voetstappen te tellen, (...) is het me toch gelukt zonder kompas weer thuis te komen. Is dat geen succes? Is dit niet het succes waarop mijn hele leven mij heeft voorbereid?" - p.248) op zoek naar de plek waar hij Arne hoopt te vinden. Veel later gaat het regenen: "Nu ligt het papiertje dat ik op de grote steen achtergelaten heb te verregenen, op te lossen, in het niets te verdwijnen".


Vele passages of onvergetelijke zinnen heb ik onbesproken moeten laten. Maar ik geloof dat ik mijn bewondering voor dit boek wel voldoende heb verduidelijkt. Als Alfred aan het slot van zijn moeder manchetknopen krijgt die van meteorietsteen zijn gemaakt, weet je niet of je moet lachen of huilen. Dat Hermans een kluut verwart met een grutto (p.198) is na alle schittering iets om je schouders over op te halen.


Tot slot, dan houd ik echt op. Driemaal reeds heb ik "De verkeerde richting ingeslagen" geciteerd. Voor mij is dit namelijk de echte kern, niet alleen van dit boek, maar wellicht van Hermans' gehele levensfilosofie. De verkeerde richting is het leven, het leven waar niemand om heeft gevraagd. Bij je geboorte sla je de verkeerde richting in. Maar Hermans zou Hermans niet zijn als de spiegel van de 'verkeerde richting' niet in hetzelfde boek zou staan. Op p. 182 "Wàt ik ook doe, wàt mij ook zal gebeuren, ik zal het niet hebben gewenst".