Saramago, José - Kaïn

De slotwoorden van de laatste roman van José Saramago, Kaïn, luiden: ‘...er zal niets meer te vertellen zijn’. Dat mag in zijn geval dan waar zijn, want deze grote meester in de letteren ontviel ons afgelopen juni. Maar in de ruim 150 pagina’s die aan deze woorden vooraf gaan, gaat hij nog een laatste keer tekeer tegen de oudtestamentische god, zoals alleen hij dat kan: met bijtend cynisme, humor en oprechte verontwaardiging. Zelfs in zijn zwanenzang zoekt deze Nobelprijswinnaar de grenzen op van wat als betamelijk geldt en bevestigt hij nogmaals dat hij controverse niet schuwt.

In 1991 werd hij vanwege zijn prachtige roman Evangelie volgens Jezus Christus, waarin hij het nieuwe testament nieuw leven inblaast, door Portugese bisschoppen als een godslasteraar bestempeld – een stigma dat hijzelf ongetwijfeld met trots en verve zal hebben gedragen. Dat leidde er toen toe dat hij door de toenmalige minister van cultuur niet voor een grote Europese prijs werd voorgedragen. Reden voor de schrijver om te kiezen voor een vrijwillig ballingschap; hij vestigde zich op het Canarische eiland Lanzarote. Controversieel is Saramago tot zijn laatste adem gebleven. Hij hield van het leven en juist daarom kastijdde hij het.

Voor wie het werk van Saramago een beetje kent, zal het geen verrassing zijn om te horen dat zijn laatste roman eigenlijk een grote aanklacht is tegen god, die ook nadrukkelijk met een kleine letter wordt geschreven, zoals alle personen- en plaatsnamen overigens. De kern van zijn afgunst vind ik op pagina 79: ‘De geschiedenis van de mens is de geschiedenis van zijn onenigheden met god, want hij begrijpt ons niet en wij begrijpen hem niet.’ Reeds vanaf de eerste pagina is het duidelijk dat ‘de heer, ook wel bekend als god’ er niet genadig vanaf zal komen. Het is direct duidelijk: dit is geen boek voor gelovigen, noch is het geschikt voor mensen die de naam van god uitsluitend met de hoogste eerbied gebezigd willen zien.

In Kaïn hervertelt Saramago het oude testament. Het is het ‘leerzame en definitieve verhaal van kaïn’, waar de schrijver ‘met nooit vertoonde durf (zijn) schouders onder (heeft) gezet’ (p.10). Het is woord voor woord geschreven ‘met de nauwgezetheid van een historicus’ (p.11).

Nadat kaïn zijn broer abel heeft vermoord, discussieert hij met god over de schuldvraag. Uiteindelijk concludeert kaïn: ‘ik heb abel vermoord omdat ik u niet kon vermoorden, maar wat intentie betreft bent u dood.’ (p.31) God wil kaïn niet met de dood straffen voor zijn misdaad en brutaliteit, maar hij laat hem verloren door de wereld dolen.

 

Tijdens zijn dolen overschrijdt kaïn niet alleen landsgrenzen, maar ook de grenzen van tijd. Hij betreedt andere hedens. Zo belandt hij in het land nod, waar hij uitbundig en vol overgave de liefdessponde deelt van de koningin lilith. Daarna is hij getuige van het offer dat abraham in opdracht van god wil brengen, door zijn eigen zoon, isaac, te doden. Kaïn is getuige van de spraakverwarring bij de bouw van de toren van babel. Hij aanschouwt van nabij de vernietiging van het volk van sodom en gomorra. Hij is aanwezig wanneer aäron in afwachting van mozes, die maar niet van de berg sinaï afdaalt, na aandringen van het volk het gouden kalf smeedt, om dat dan maar te vereren. Hij volgt een aantal veldslagen die de veldheer jozua, gesteund door god, voert tegen diverse steden (jericho en ai) en volkeren die kennelijk niet verkozen zijn. Kaïn moet toezien hoe de godvruchtige job te gronde wordt gericht, omdat god satan vrij spel geeft vanwege een weddenschap. Tot slot van zijn omzwervingen raakt kaïn betrokken bij noach en de bouw van diens schip.

Tijdens al deze ervaringen verbaast kaïn zich over de handelswijze van god, die bij hem steeds grotere woede oproept. Ook de verteller laat geen kans onbenut om zijn afkeer van god in woorden om te zetten. Het verhaal van abraham bewijst volgens hem ‘dat de heer niet iemand is die je kunt vertrouwen’ (p.71). Hij maakt de heer uit voor ‘schoft’ en ‘een doortrapte leugenaar’. Bovendien is de engel die de hand van abraham moet tegenhouden te laat. Nadat kaïn abraham met stevige woorden heeft weerhouden van het doden van isaac, strijkt ‘met luid geraas’ de engel neer, die vervolgens de tekst uit genesis 22 declameert ‘als een toneelspeler die eindelijk zijn claus heeft gehoord’ (p.72). Wanneer kaïn zegt dat hij te laat is en dat isaac alleen nog leeft omdat hij, kaïn, dat heeft verhinderd, luidt het excuus van de engel: ‘op weg hierheen kreeg ik panne, mijn rechtervleugel sloeg niet meer synchroon met de linker (…), bovendien had niemand me verteld op welke berg precies het offer zou worden opgedragen’ (p.72). Uiteindelijk geeft abraham tegenover kaïn toe dat hij buiten zichzelf was. ‘Als ik bij mijn verstand was geweest, had ik nooit zoiets gedaan.’ (p.74) Als isaac dan vraagt of de heer mensen gek maakt, antwoordt abraham: ‘Ja, vaak wel, of bijna altijd.’

Bij de toren van babel leert kaïn dat god ineens iedereen een andere taal heeft gegeven, zodat ze elkaar niet meer kunnen verstaan. Ook zou god de bestaande toren met een machtige wind vernietigen. Dit ontlokt kaïn de volgende woorden: ‘Jaloezie is zijn grote gebrek, in plaats van trots te zijn op de kinderen die hij heeft, gaf hij liever lucht aan zijn afgunst, het is duidelijk dat de heer niet kan verdragen dat iemand gelukkig is.’ (p.77)

Wat kaïn nog het meest tegen de borst stuit is de wijze waarop de heer alle inwoners van de steden sodom en gomorra met zwavel en vuur vernietigt, vanwege de ‘tegennatuurlijke misdrijven’ die daar worden gepleegd. Ondanks de pogingen van abraham om god op andere gedachten te brengen. Na het drama zegt kaïn dat hij zeker weet dat er onschuldigen in de vlammen zijn opgegaan. ‘Als die er waren geweest’, meent abraham, ‘zou de heer zijn belofte om hun levens te sparen zijn nagekomen.’ ‘De kinderen, zei kaïn, de kinderen daar waren onschuldig.’ (p.88) In de rest van het boek zal hij hier steeds op terugkomen met groeiende verontwaardiging. Wanneer god bovenop zijn vernietiging van sodom en gomorra, in een ander heden, drieduizend mannen doodt die het gouden kalf van aäron aanbidden, ziet kaïn hierin ‘het onweerlegbare bewijs van de diepe verdorvenheid van de heer’. (p.91)

In het begin van het boek verschijnt de heer ten tonele gekleed in de protserige gewaden van een bisschop, maar naarmate de misstappen en slordigheden zich opstapelen, verbergt hij zich in rookkolommen ‘alsof hij niet wil dat hij gezien wordt. Volgens ons, als simpele waarnemers van de gebeurtenissen, schaamt hij zich waarschijnlijk voor alle keren dat hij een triest figuur heeft geslagen (…)’. (p.97)

Kaïn barst uit zijn voegen van bijbelse verwijzingen en verdekte openbaringen. Zo laat Saramago god zelf zeggen dat hij de zon niet kan laten stilstaan ‘want die hangt al stil, hij staat stil sinds de tijd dat ik hem daar heb neergezet. (…) de aarde beweegt, ze draait om haar eigen as en tolt door het heelal om de zon heen’. (p.107) Heerlijk om god zelf het heliocentrisme toe te horen geven, waar de kerk in de geschiedenis mensen voor heeft vervolgd en ongetwijfeld ook vermoord. De herhaaldelijke irritatie om de zegswijze dat gods wegen ondoorgrondelijk zijn, krijgt op den duur iets hilarisch. Ook is de wijze waarop over seks wordt gesproken, bevrijdend: 'De heer zelf had gezegd, Gaat en vermenigvuldigt u, en hij had geen beperkingen of voorbehouden gekoppeld aan die opdracht (...)' p.94. Uiteraard spreekt het boekdelen dat Saramago kaïn, de broedermoordenaar, de getekende, die naast judas de meest beschimpte bijbelse figuur is, laat optreden als gods voornaamste criticaster.

De ontknoping van het verhaal, waarbij kaïn noach helpt met diens arkavontuur, doe ik hier niet uit de doeken. Laat ik er dit over zeggen: het is de ultieme afrekening die kaïn, en daarmee Saramago, voor god kan bedenken. Het is een groots boek, een waardige zwanenzang van een meester. We zullen hem missen. Voor deze laatste keer maak ik nog eens een Diepe Buiging voor Hem.

Gelezen: september 2010
Waardering: 9/10