Auster, Paul - Winter Journal

Het is alweer een half jaar geleden – 28 april 2012 om precies te zijn - dat ik in Utrecht was om Paul Auster in levend lijf te zien en te horen. Hij was daar om zijn nieuwste boek, Winter Journal, te promoten. Het was bijzonder om deze door mij bewonderde Amerikaanse schrijver nu eens van dichtbij te zien, al was wat zich op het podium afspeelde niet erg bijzonder. Met name het interview dat Hans Bouman met hem had, riep bij mij vooral plaatsvervangende schaamte op. Slechte vragen en een interviewer die ook totaal niet inging op de antwoorden van de schrijver, alsof hij daar helemaal niet naar luisterde. Auster bleef overigens welwillend en vriendelijk.

Het duurde enige tijd voordat er een paperbackuitgave beschikbaar kwam in de oorspronkelijke taal. (Het liefst vermijd ik het lezen van een boek met een harde kaft, omdat ik dat iedere keer als een fysieke worsteling ervaar, die mij afleidt van het lezen.) Net als bij de boeken van Chaim Potok indertijd, verschijnt een nieuwe Auster eerder in het Nederlands dan in het oorspronkelijke Engels. Voor wie een Engelstalige auteur alleen in diens moerstaal leest, is dat geen voordeel. Enfin, het was het wachten dubbel en dwars waard.

Wat een schitterend boek is deze derde autobiografische Auster. De taal is niet alleen mooi, vol symboliek en wijsheid, het is zo indringend geschreven dat iedere gebeurtenis zich heel dicht op de huid van de lezer afspeelt, alsof deze even stuivertje mag wisselen met het bewustzijn van de auteur. Maar weinig schrijvers kunnen dat op deze manier.

Alles is geschreven in de tweede persoon enkelvoud, wat mijns inziens aangeeft dat het beschrevene gaat over de Auster uit het verleden, ook als dat het nabije verleden is. Door de ‘held’ van het boek steeds met ‘je’ aan te spreken, voorkomt Austers tevens dat hij sentimenteel wordt en het stelt hem waarschijnlijk iets makkelijker in staat om wat hij ziet in de spiegel van de tijd eerlijk weer te geven. Het gaat in zekere zin toch over een ander, zo lijkt het. Ik hou van zijn romans, maar van mij mag Auster zich voortaan toeleggen op autobiografisch werk – komend voorjaar verschijnt een bundel brieven aan en van zijn vriend J.M. Coetzee. Reikhalzend, ik!

In Winter Journal onderzoekt Auster het leven, zijn leven. Daartoe neemt hij zijn lichaam dat hem door de jaren heen droeg, als reisgids. Hij begint met het beschrijven van alle wonden en wondjes die zijn lichaam opliep vanaf vroege leeftijd, tot aan een ernstig auto-ongeluk toen hij 55 jaar oud was. Twee voorbeelden van zijn taalkunstenaarsschap:

“The inventory of your scars, in particular the ones on your face (…) you understand (…) that the assorted jagged lines etched into your skin of your face are letters from the secret alphabet that tells the story of who you are, for each scar is the trace of a healed wound, and each wound was caused by an unexpected collision with the world (…)”
En verderop:
“No doubt you are a flawed and wounded person, a man who has carried a wound in him from the very beginning (why else would you have spent the whole of your adult life bleeding words onto a page?)”
Dit bedoel ik nu met een groot schrijver: iemand die, zoals bovenstaande citaten bewijzen, exact de juiste woorden tot zijn beschikking heeft en ze weergaloos weet te rangschikken.

Auster beschrijft onder meer de 21 adressen waar hij in zijn leven woonde. Openhartig vertelt hij over zijn ontluikende seksualiteit en de obsessionele hoofdrol die dat gedurende zijn vroege adolescente leven speelde. Hij omschrijft zijn 'idem ego' in die jaren als “a willing slave of Eros. (…) On most days, you could think of little else – on some days, of nothing else.” Op ontroerende wijze beschrijft hij de relatie met zijn moeder en haar plotselinge overlijden en verhaalt hij de ontmoeting met de vrouw, met wie hij inmiddels al zo’n dertig jaar getrouwd is: Siri Hustvedt. “Intelligence is the one human quality that cannot be faked, and once your eyes had adjusted to the dazzle of her beauty, you understood that this was a brilliant woman, one of the best minds you had ever met. (…) For all these years you have been living inside the long, uninterrupted conversation that started the day you met.”

Het boek bewandelt zo ongeveer alle menselijke emoties, van verdriet, pijn en angst tot liefde, schoonheid en humor. Hilarisch is de beschrijving van zijn volstrekte gebrek aan oriëntatie. Niet alleen in New York of in een bos raakt de schrijver binnen de kortste keren hopeloos verdwaald, zelfs in restaurants overkomt hem dat. “Whenever you go to the men’s room in a restaurant that has more than one dining area, you will inevitably make a wrong turn on your way back and wind up spending several minutes searching for your table.”

Het enige spijtige aan dit boek vind ik de diverse opsommingen, waar hij ook in zijn romans wel eens last van heeft. De 21 adressen was al behoorlijk ‘pushing the envelope’ wat mij betreft, maar Auster verliest zich af en toe in hele pagina's opsomming van het een of het ander. Hoe vindingrijk en divers ze ook mogen zijn: weg ermee. Als hij deze verleiding om lijstjes op te sommen had kunnen weerstaan, was Winter Journal zonder meer een werkelijk puntgaaf meesterwerk geweest. Want zoals hij begon met het lichaam, zo eindigt hij ermee. Hij beschrijft dat hij moet wandelen om te kunnen schrijven. “Writing begins in the body, it is the music of the body. (…) You sit at your desk in order to write down the words, but in your head you are still walking. (…) Writing as a lesser form of dance.”

Gelezen: oktober 2012
Waardering: 9/10