Baigent, Michael - The Jesus Papers

Een boeiend en leerzaam boek met veel informatie over de geschiedenis van het oude jodendom ten tijde van het begin van onze jaartelling. Ook wordt er veel verteld over de handel in antieke tekstrollen. 

 

Baigent is wederom op zoek naar de historische figuur van Jezus, waarbij hij niets ontziend de kerk portretteert als een leugenachtig, wreed en machtsbelust instituut. Een citaat van een priester geeft goed Baigents eigen standpunt weer:

‘Jesus proclaimed the coming of the Kingdom, but what came was the Church.’ (p.19)

 

Het beeld dat Baigent schetst van het leven van Jezus, zijn werkelijke beweegredenen om zich tot Koning der Joden uit te laten roepen, vertoont bijzonder veel overeenkomsten met de fictieve versie van Ki Longfellow in haar meesterlijke roman The Secret Magdalene. Al zal hier zonder twijfel het boek The woman with the alabaster jar van Margaret Starbird aan ten grondslag liggen.

 

De auteur schaatst ook wel eens een scheve schaats. Nadat hij uit een brief van Paulus heeft geciteerd (‘Faith is the substance of things hoped for, the evidence of things not seen’) vervolgt hij nogal rechtlijnig: ‘But faith is a lesser thing than knowledge.’ (p.98) Een dommige uitspraak die alleen afkomstig kan zijn van een verstokte wetenschapper. Vreemd eigenlijk, want verderop in zijn boek geeft de auteur meermaals blijk van inlevingsvermogen in het onverklaarbare. Hier en daar heeft hij zelfs de toon van de door mij bewonderde schrijver Tjeu van den Berk. 

 

Hij licht zijn uitspraak overigens wel toe, waaruit ik opmaak dat hij het over ‘kennen’ heeft. Niet zozeer wetenschappelijk weten, maar het kennen van het Al, een soort van mystieke ervaring. Dus het kennen in de zin van gnosis. Dan nog vind ik de uitspraak op p.98 te rechtlijnig en onvoldoende verfijnd geformuleerd. 

 

Een andere gedachte die ik tijdens het lezen over het vroege Christendom, waarbij gnosis zeker niet onder deed voor de stroming die wij nu als conservatief zijn gaan beschouwen, is dat het misschien niet zo erg is dat gnosis onderdrukt werd en uiteindelijk niet tot de hoofdstroming van het Christendom is uitgegroeid. Was dat wel gebeurd dan was het waardevolle en bijzondere gedachtegoed dat de kern van gnosis bevat, zonder twijfel te grabbel gegooid aan de slechtheid van de mens. Iedere stroming die in se sympathiek of zelfs mooi is, verloedert zodra er macht in het spel komt. 

 

Ook over de geschiedenis als onderwerp vertelt de auteur boeiende dingen. 

“It should be clear now that history is malleable: we have our facts, but we never have enough of them to be able to put our hands on our hearts and say, in all honesty, that we know for certain what happened. All history is a myth, a story created to make some sense out of the few events we can know. The past is a hypothesis erected to explain and justify the present. In some ways this does not matter, for myths exist to communicate meaning, not history.” (p.352) 

 

Hoewel ik grote bewondering heb voor zijn brede kennis van de geschiedenis, vind ik dat hij veel te liberaal is in het trekken van conclusies. De titel van het boek is gebaseerd op het volgende verhaal. Een vriend van de auteur vond bij opgravingen in zijn eigen kelder in het oude deel van Jeruzalem twee papyrussen met een tekst in het oud-Aramees. Daarbij vond hij andere artefacts die hem in staat stelden het geheel te dateren rond 34 A.D.

 

Over deze artefacts wordt niets geschreven. De teksten betreffen brieven die gericht zijn aan het Joodse Hof, de Sanhedrin. De schrijver, zo vertelde die vriend, noemt zichzelf in die brieven ‘bani meshíha’, The Messiah of the Children of Israel. In de brieven verdedigt de schrijver zich tegen de aanklacht dat hij zichzelf ‘Son of God’ zou hebben genoemd. Hij schrijft dat hij niet fysiek de zoon van God is, maar dat de ‘Spirit of God’ in hem zat. 

 

Baigent concludeert klakkeloos op basis van dit verhaal, dat die Messiah Jezus zelf moet zijn. Bijna door het dolle heen gaat hij hierop voort, over de uniciteit van deze vondst waarin Jezus zelf dus verklaart niets goddelijks te hebben. Na lang aandringen krijgt hij van die vriend de papyrussen ook daadwerkelijk te zien, maar het oud-Aramees blijven voor hem onleesbare tekentjes. Desondanks wordt hij zo mogelijk nog euforischer in zijn beschrijving en neemt hij aan dat wat die vriend heeft verteld over de inhoud ook klopt. Vooralsnog blijven de papyrussen achter slot en grendel, ongetwijfeld totdat er een goede koper zich aandient die niet de Arabische zaak in gevaar brengt. 

 

Het geheel komt mij nogal naïef en onzorgvuldig over. Baigent zou net zo goed stevig in de maling kunnen zijn genomen, wat ik plausibeler acht dan dat er zomaar in een Jeruzalemse kelder authentieke brieven van Jezus himself opduiken. 

 

Dit is wat jammer. Een boeiend boek met hier en daar een flinke dosis whishfull thinking.

 

Gelezen: april 2009