Het eerste boek van Brouwers dat ik niet heb uitgelezen.
Zijn inleidende verhaal was bijzonder boeiend. Het essay over Brouwers (De dolende Thitonos) dat ik in een vorig leven schreef, dat nimmer is gepubliceerd, ging precies over deze
openbaring: te weten de kern van zijn tweede schrijversschap, de zelfmoord van Anne Walravens. In dit artikel getiteld ‘Het grote boek’ vertelt hij onomwonden van de achtergronden. Hij spreekt
over zijn rampjaar 1973. Over een paar destijds nog te schrijven titels schrijft hij:
p. 16 welke boeken toen nog lagen te slapen in de plooien van de toekomst.
Prachtig!
Door het hele artikel heen, kom ik weer stellingen en levensvisies tegen waarvan ik mij inmiddels afvraag of ze nu oorspronkelijk van mijzelf zijn, of dat ik ze wellicht al te sterk ingefluisterd
heb gekregen van Brouwers, zoals:
p. 18 Als ik dan nu eenmaal toch leefde, hoe zinloos het leven ook is, dan zou ik ervoor dat mijn leven zin en doel kréég…
Wat ik niet wist is de herkomst van de naam Aurora. Anne woonde tijdens haar studie in de Dageraadstraat te Brussel, de rue de l’Aurore.
(p.26) De werkelijkheid is altijd veel fictioneler dan de meest fantastische fictie.
Het artikel van Johan Vandenbroucke is stierlijk vervelend. Oninteressant geneuzel over woordjes die oorspronkelijk wel in een niet gepubliceerde manuscript stonden, maar in die en die officiële
uitgave niet zijn overgenomen. Puur constaterend. Wat moet men ermede? Gans niets. Goed voor literatuurhisterici, een slag volk dat weinig te maken heeft met literatuurminnaars, waar ik mijzelf
liever onder schaar.
Kortom: bijdrage Brouwers als altijd prachtig, Vandenbroucke: volstrekt overbodig kommageneuk.
Gelezen: december 2006