Deze bespreking verscheen destijds (1990) in Nieuw Wereldtijdschrift
In de roman Winterlicht gooit de 'bestaande en toch onbestaande' schrijver Jacob Voorlandt al zijn werken stuk voor stuk op het bed tot het lijkt
of daar een 'op sterven na dood lichaam in doodshouding opgebaard' ligt. Winterlicht is een elegie voor de schrijver die reeds tijdens zijn leven vergeten raakt en het verwoordt
Brouwers' angst in de toekomst zelf tot die verzonken kunstenaars te gaan behoren. Een angst die, met een oeuvre dat toen tot zijn boek over zelfmoord onder Nederlandstalige schrijvers De
laatste deur reikte, enigszins ongegrond en overdreven kon aandoen. Zoals eenieder die iets van waarde te melden heeft, is Brouwers een gevierd en tegelijk verguisd schrijver. Iemand wiens beste
werken, voor zover zich dat uiteraard nu laat aanzien, de tand des tijds toch zeker gedurende zijn leven zullen doorstaan.
Of zou deze angst zijn ingegeven door een reële toekomstvisie? Zijn preoccupatie met deze te vroeg vergeten kunstbroeders en -zusters treedt gaandeweg meer op de voorgrond. Het meest verbeten
heeft Brouwers de tanden gezet in Hélène Swarth, van wie hij voornamelijk haar vergetelheid bij leven en haar verbolgenheid daarom behandelt. Misschien betrof die angst de nadering van hét
hoogtepunt van zijn oeuvre, De zondvloed, waaraan Brouwers ten tijde van Winterlicht al enige jaren werkte. Immers, dit zou het sluitstuk vormen, waarna niets meer geschreven
hoefde te worden en de tijd vrij spel had op zijn 'papieren gedenkteken'.
Getuige de verschijning van de nieuwe roman Zomervlucht vertrouwt Brouwers zijn werken die strijd tegen het verzinken nog niet geheel toe. Belangrijkste thema uit deze roman is de
hartstochtelijke wens om op een, of op hét hoogtepunt te sterven samen met 'de geliefde'. In het leven van de musicus Reinier Saltsman heeft zich een aantal van die hoogtepunten voorgedaan.
De eerste climax, die direct de norm voor het gehele leven zet, deed zich voor toen hij zijn eerste zaadlozing kreeg. Een meisje van de kermis, waarvan Saltsman zich de naam niet meer kan
herinneren ('Toen zei ze de naam die Saltsman dus inmiddels was vergeten. Henriëtte? Wat doet het ertoe.'), sleurt hem mee de schommelschuitjes in. Zwevend als een vogel in de lucht beleeft
hij, als dertienjarige, zijn eerste orgasme: 'Het vlokte opeens gewoon uit me weg'. In die tijd las hij de Odyssee en de ervaring met het meisje zet de zoektocht van Reinier Saltsman
daadwerkelijk in. De queeste, die wij van Brouwers intussen zo goed kennen, naar het meisje dat gevonden en weer verloren wordt: '...als hij maar lang genoeg zocht, desnoods zijn hele leven,
kwam hij dat meisje wel weer tegen, ergens, en bleef hij bij haar tot er moest worden doodgegaan'. Want zij is en blijft het meisje met wie Saltsman wil sterven. Dit verlangen wordt nog eens
gevoed door het voorbeeld dat zijn ouders, het goochelechtpaar He en She, hem hebben gegeven. Bij een scheepsramp namelijk, kwamen zij op het hoogtepunt van hun roem samen om het leven.
Bij de ervaring met het meisje begint Saltsmans geheugen. Aan dit begin 'stond dat woord: vlucht. Fuga'. Ruim vijfendertig jaar later, op bijna vijftigjarige leeftijd, terwijl hij al
twaalf jaar in een huis op het 'achterland' en in zijn uitgebluste huwelijk schuilt, vlucht Reinier nog éénmaal. Op uitnodiging van een vriend neemt hij deel aan een musicologencongres in New
York, waar hij als Bach-specialist een lezing houdt over de kunst van de fuga. Tijdens zijn verblijf in New York heeft hij een kortstondige verhouding met de pianiste Mariëlle Vargas.
Nog voordat hij haar ontmoet, hoort Saltsman een zinsnede uit Aida, de opera van Verdi die ook al voorkomt in Zonsopgangen boven zee. Ingemetseld met Radames zingt Aida dat ze samen
met hem daar, ver weg van de ogen van mensen, wil sterven. Als geschoold musicus legt Saltsman direct het verband met Mahler die exact dezelfde melodie gebruikte voor zijn 'Kindertotenlied'
over de vlammende ogen die de ik voor een laatste maal aankijken, alvorens uit zijn leven te verdwijnen.
Bij hun ontmoeting bespelen ze samen dezelfde piano: 'alles geïmproviseerd rondom dezelfde zeven tonen, in alle haalbare octaven en timbres'. Tijdens deze merkwaardige kennismaking
beleeft Reinier wederom zijn vlucht in de schommelschuitjes, toen hij dertien was. Maar ook deze Orpheus moet zijn Eurydice weer loslaten. Brouwers mengt hier de mythe van Orpheus met het
oud-testamentische verhaal over de stad Sodom en Lot. Saltsman loopt een trap op met achter zich Mariëlle Vargas: 'Als ik nu omkijk, dacht hij, verandert zij door het lot misschien in een
zoutbeeld'. Het had weinig gescheeld, of Saltsman was verdronken toen hij overboord sloeg tijdens een boottochtje. Hij zou evenwel alleen zijn gestorven, dus overleeft hij en keert terug
naar Nederland en zijn reeds levenloze huwelijk, om waarschijnlijk nooit meer te vluchten. Tenzij in de kunst.
Hoewel ik in deze korte inhoudsweergave een poging doe, verzucht ik met vrijwel alle critici van het werk van Brouwers dat het volstrekt onmogelijk is om de complexiteit van zijn romans aan te
tonen. Ook voor Zomervlucht geldt dat 'niets bestaat dat niet iets anders aanraakt'. Het is een boek, meer nog dan Brouwers' vorige werken, van de hopeloosheid en machteloosheid.
'Hoewel hij bereid was, ogenblikkelijk alles in de steek te laten om haar te volgen, kon hij zich niet bewegen.' Dit is het fatum van Saltsman én Jeroen Brouwers. Maar zoals de laatste
ooit eens aan Tom van Deel zei, is ook Zomervlucht 'voorzien van vleugels (...) waar het verhaal zich verheft van de aarde'. Het enige sprankje hoop ligt in de kunst. Reinier wil
namelijk een opera schrijven: 'Een grote monumentale compositie, over de gelijktijdige dood van Heinrich von Kleist en zijn vriendin'. De naam van die vriendin: Henriëtte Vogel.
Het vogel-motief heeft Brouwers op welhaast dwangneurotische wijze in de roman gevlochten. De vlucht en het zweven in de schommelschuitjes noemde ik al, evenals de mogelijke naam van het meisje.
Saltsman noemt Mariëlle Vargas ergens 'mijn vogeltje', maar helaas, zij stelt zich niet beschikbaar voor zijn verlangen, of zijn onmacht tot bewegen speelt hem parten. Of die opera ooit
geschreven zal worden, mag ten zeerste worden betwijfeld. Tegen zijn vriend zegt Reinier dat hij het niet kan: 'Wel een beetje talent, maar niet genoeg, en absoluut onvoldoende voor het
imposante werk dat mij voor ogen staat'. Maar het feit dat hij in de kunst ooit een synthese hoopt te bereiken tussen het verlangen en de onbereikbaarheid, iets wat in het werkelijke leven
niet meer zal plaatsvinden, relativeert het noodlotszwangere van Zomervlucht enigszins.
In een brief aan René Stoute (12-4-1984) schrijft Brouwers dat Winterlicht een poging is tot stijlvernieuwing. Met de voltooiïng van het 'voorlopig (...) eindboek' De zondvloed in het toen nog
verre verschiet, was dit een zeer verstandig streven. In De Exelse testamenten schrijft Brouwers: 'Raak mij niet aan, raak mijn verhaal niet aan, blijf buiten mijn tuin. Ikzelf zal de mythes
ontkluwen'. En hij heeft woord gehouden. De publicatie van zijn brieven, Kroniek van een karakter, is daar het overdonderende bewijs van, evenals bijvoorbeeld het herdenkingsboekje
voor Geert van Oorschot, Het tuurtouw, waarin Brouwers met een kwinkslag onthult dat deze markante figuur model heeft gestaan voor Jacob Voorlandt. In deze ontwikkelingen zie ik een nog
dwingender noodzaak om die poging tot stijlvernieuwing op zijn minst te prolongeren.
Het vogel-motief speelt in Zonsopgangen boven zee een soortgelijke rol als in Zomervlucht. In beide boeken alludeert het motief op de naam Henriëtte Vogel, een vrouw als Aida,
de geliefde die Jeroen Brouwers zo naarstig zoekt, om samen mee te kunnen sterven. De publicatie van de brieven brachten onomwonden aan het licht dat het meisje Anne W. model heeft gestaan voor
'Aurora' uit Zonsopgangen boven zee. Het korte voorwoord van De laatste deur toont openlijk de cruciale rol die dit meisje in het leven van de schrijver speelt. Daar zal ik hier
niet verder op ingaan. Maar zij, en met name haar zelfmoord, ligt ten grondslag aan een oeuvre dat een absoluut hoogtepunt heeft gevonden in De zondvloed. Na de godin van de Dageraad
kreeg ze uitsluitend bloemennamen van Brouwers (Nachtschade, Iris, Lis), ongetwijfeld ter versiering van haar nagedachtenis. Ik citeer ter verduidelijking de slotalinea uit Winterlicht:
'Zij, "Nachtschade", zou mij voeren naar die situatie in mijn leven, die ik jaren later, er naar terugkijkend als door een achteruitkijkspiegel, ben gaan noemen: De zondvloed'.
Ieder nieuw literair werk zou, strikt genomen, het vorige moeten verrijken. Een oeuvre zonder ontwikkeling verzinkt onherroepelijk, hoe terecht of onterecht ook. De verwijzing naar Hélène
Swarth ligt hier voor de hand. De zondvloed had Brouwers met Zomervlucht moeten overschaduwen, dan wel had het een zinvolle aanvulling erop moeten zijn. Óf hij had inderdaad die
poging tot stijlvernieuwing tot een daad moeten maken. Al mijn bewondering voor de feilloze techniek ten spijt vind ik dat Brouwers daar niet in is geslaagd. Wat die stijlvernieuwing aangaat
vormt Winterlicht een betere poging dan Zomervlucht.
Zonder twijfel heeft Brouwers het geprobeerd. Dat is te zien aan zijn hoofdpersoon, die niet de naam van de auteur draagt - iets wat sinds Groetjes uit Brussel uit 1969, niet meer was voorgekomen
-, en ook een andere geboortedatum heeft. Bovendien is zijn eigenlijke beroep niet schrijver, maar toonkunstenaar. Desondanks is Reinier Saltsman niet minder Brouwers' alter-ego dan de personages
uit vorige werken die zijn eigen naam droegen. De overeenkomsten tussen de scheppende kunstenaar met woorden en die met noten zijn wezenlijk. Daarbij mag het geen toeval heten dat velen deze
twee kunstvormen beide beoefenden, ik denk aan Berlioz, Wagner, Nietzsche en de librettist Arigo Boito, die ook een opera op zijn naam heeft staan die ruim een eeuw heeft overleefd.
In geen geval zou ik Zomervlucht als 'mislukt' bestempelen, daarvoor is de taalkathedraal nog altijd te indrukwekkend. De stilering en compositie dwingen respect af, ik zou haast
zeggen met het mes op de keel. Maar bij een oeuvre-schrijver als Jeroen Brouwers zou het onjuist zijn een nieuw boek niet mede te beoordelen naar de plaats die het inneemt in dat oeuvre. De vele
motieven uit het voorafgaande werk komen vrijwel alle terug. Heel vluchtig heb ik even aan het vogel-motief geraakt, maar het spiegel-motief, het tijds-motief, het rook-motief, het lus-motief,
het wind-motief, om het bij een paar te laten, draven alle weer op. Alleen, aan het geheel voegen zij niets meer toe.
Ik zou het willen vergelijken met een tekening, die Brouwers met zijn eerste verhaal 'Orpheus' zeer rudimentair op papier heeft gezet. Vrijwel ieder nieuw werk was als het overtrekken van die
oertekening op de reeds bestaande lijnen, op hetzelfde vel papier. Met De zondvloed waren de potloodstrepen zo dik op het papier komen te staan, dat de tekening het volmaaktst was. Het
beste reliëf, de duidelijkste lijnen enzovoort. Met Zomervlucht nu dreigt Brouwers door het papier heen te drukken, waardoor er scheuren in gaan ontstaan.
Evenals de vlucht van Saltsman naar New York, levert de vlucht van Brouwers in Winterlicht nauwelijks iets op. Hij is de gevangene van zichzelf. Het zal toch niet zo zijn dat Brouwers
met de titel van een compositie van Saltsman zijn eigen positie wil aangeven? Aqua, of wat verzinkt. Verdrinken of verzinken, dat wil zeggen stoppen met schrijven of doorgaan. In beide gevallen
blijft het resultaat: vergetelheid. Daar zit hem het pessimisme van Brouwers, en ik ben zo vrij om te zeggen dat hij het veel te zwart ziet.
Tot zijn eigen verrassing vergelijkt Saltsman de fuga als kunstvorm met goochelen, waarschijnlijk indachtig zijn ouders. 'De goochelaar, gebruik makend van spiegeleffecten, dubbele bodems,
(...) suggereert het publiek dat het de werkelijkheid is ontvlucht naar de gebieden van de utopia. Vluchten. In het Latijn fugeren. Ook daarvan zou het woord fuga kunnen worden afgeleid.'
Het begint er op te lijken dat Brouwers een soortgelijke vlucht maakt in zijn goochelarij met taal. Daar is hij goed in en hij begeeft zich daarmee niet op al te glad ijs. Volgens mij is het
hoog tijd dat Brouwers een nieuwe en verrassende trucendoos aanlegt en dat hij zijn 'kunstig goochelaarswerk' daarmee voortzet.
Gelezen: direct na het verschijnen in 1990