Diepeveen, Wim - Altijd vandaag. Lopen naar het einde van de wereld

Mijn ervaring bij het lezen van dit boek is ambivalent. Boeiend en inspirerend, maar man, wat hanteert de auteur af en toe een irritante stijl. Nu weet ik dat stijl iets persoonlijks is en dat iedereen haar of zijn voorkeuren heeft. Van een stijl kun je moeilijk zeggen dat het verkeerd of zelfs fout is. Het staat je aan of het staat je tegen. Sommige elementen van de stijl van Wim Diepeveen staan mij dus tegen, en toch heb ik genoten van het verslag van zijn camino naar Santiago de Compostella.

 

Een camino kun je op honderd-en-één verschillende manieren boekstaven. De achterflap noemt Diepeveens boek enigszins hovaardig 'het Europese antwoord op Paulo Coelho'. Dat boek is voor mij toch van een iets andere orde.

Diepeveen heeft ervoor gekozen om voornamelijk de gebeurtenissen van de dag te beschrijven: het weer, de pijn in de voeten, het landschap, ontmoetingen met medepelgrims, de onzekerheid, het zoeken naar een plek om te overnachten, het eten, het rusten, het drinken enzovoort. De achtergronden van zijn situatie geeft hij in schaarse snippers vrij aan de lezer. Prima, natuurlijk. Een lezer raakt op die manier als het ware in de cadans van het lopen zelf. Persoonlijk had ik liever iets meer persoonlijke informatie gehad bij aanvang, of dan toch in het begin van het boek. Maar ook dat is een keuze, en deze kan ik respecteren en waarderen. 

 

Hoewel een camino - en zeker een zo indrukwekkende als die van Diepeveen van ruim 3000 kilometer - een innerlijke aangelegenheid is, heb ik aan het einde van het boek toch niet echt het gevoel dat ik getuige ben geweest van diepgaande processen. Daarmee hangt samen dat de schrijver maar summier iets vertelt over het hoe en waarom van zijn wandeltocht. Het is net genoeg om ermee uit de voeten te kunnen, maar tegelijkertijd lijkt het alsof we niet echt deelgenoot worden gemaakt van wat de auteur beweegt. Daardoor is het nagenoeg onmogelijk om het proces vanaf aanvang tot aan het einde goed in beeld te brengen. Treffend in dit kader is de volgende passage, aan het begin van zijn tocht (p.43), wanneer iemand hem vraagt: 

“‘Hoe zit dat met jou? Wat laat jij thuis achter? Waarom loop je? Wat doe je hier? Wat is je doel?’

Antwoorden heb ik op dit moment niet. Ik heb het gevoel dat ik eerst wil proberen de vragen te ontdekken.”

En iets verderop (p.49):

“Ik weet niet welke vragen ik heb, laat staan dat ik antwoorden weet. Ik loop om beter te worden. Om mijn burn-out te boven te komen. Om sterker te worden.”

 

Af en toe veroorlooft Diepeveen zichzelf een uitstapje wanneer hij nadenkt over maatschappelijke zaken. Deze hebben zonder uitzondering een hoog open-deurgehalte. Enkele voorbeelden:

Op p.47 vertelt hij dat hij een paar kilometer voorbij Rinkerode een grafmonument passeert. Het gedenkt twee broers die in WOII zijn omgekomen. Vanwege de frase op het monument ‘den Heldentot gestorben’ constateert de auteur dat onze tijd net zo verdwaasd is.

“Ook in onze tijd lijken cultuur, taal, vaderland en volkslied belangrijker dan het individu, belangrijker dan de mens, belangrijker dan het leven.”

Het is mogelijk dat hij hier een punt heeft, maar eigenlijk komen we dat niet te weten, want hier laat hij het bij.

“Misschien moet er ik (sic) hier niet te veel over uitweiden.”

Ja, juist wel. Als je zo’n bewering doet, leg dan op zijn minst uit wat je ermee bedoelt, en waar het vandaan komt. Of schrap de hele passage. Nu komt het op mij over als slap gelul van een beroepsmopperaar – want op niets gestoeld en door niets onderbouwd.

Op pagina 61 denkt hij na over een uitspraak van iemand de vorige avond beweerde dat voor God alle mensen gelijk zijn.

“En die mensen maar onderscheid maken. Tussen vrouw en man, moslim en niet-moslim, blanke en zwarte, homo en hetero.”

Ja? En? Het is zo… nietszeggend. Zo… gratuite. 

Op pagina 67 vat hij nog even bondig samen waarom de joden in WOII zijn vervolgd en vermoord:

“Niet om wat ze gedaan hadden. Niet om wat ze zeiden of dachten. Maar om wie ze waren: joden.”

Geen woord van gelogen natuurlijk, maar zóóóóó platgetreden dit en de verontwaardiging is zóóóóó leeg. 

Op de pagina’s 78/79 wijdt hij verder uit over het fenomeen oorlog, waarbij hij zich afvraagt: 

“Hebben wij uiteindelijk meer met daders dan met slachtoffers? Herdenken wij liever militairen dan burgers? Of zijn het allemaal slachtoffers? Militairen en burgers? (…) Oorlogen brengen niets dan ellende. Laten we daarom ook niet trots zijn op de helden die deze oorlogen uitvochten. Soldaten zijn geen helden. Soldaten zijn daders. Of slachtoffers.”

Nog even afgezien van de zwalkende redenatie, getuigt het niet echt van een frisse blik op zaken. Het is van een oppervlakkigheid die geen recht doet aan de rest van het boek.

 

Dan zijn er nog zinnen die simpelweg geen plaats verdienen in een boek, in welk boek dan ook:

“Als het regent, word je nat. En als het waait en het regent, word je nat en koud. Erg koud.”  (p.36)

“Tja, en dan moet ik nog even iets vertellen.”  (p.128)

 

Tot drie keer aan toe speelt de auteur met het contrast tussen geluid en stilte. 

“Een specht laat zich horen. Het is hier stil.” (p.65)

“Ik hoor de knoppen van de beuken openspringen. Het is stil.” (p.68)

“Ik luister naar het getrappel van die schapenhoefjes en naar het gerinkel van de bellen. Wat is het hier stil!” (p.187)

Alleen de tweede spielerei werkt, al zou ik het anders verwoorden. ‘Het is hier zó stil dat je de knoppen aan de beuken hoort openspringen.’ De twee andere beschrijven goed hoorbaar geluid. Dan is het dus niet stil. Ik kan het niet helpen, maar dergelijk stilistische missers storen mij.

 

Wat mij gaandeweg het boek in toenemende mate irriteerde, waren de nodeloze, staccato herhalingen, waarvan ik maar niet kan bepalen of het nu een (mislukte) poging is tot poëzie of iets anders wat ik zelf niet kan bedenken. Een bloemlezinkje (het boek staat er vol mee):

“Lopen. Klimmen. Lopen. En klimmen.” (p.84)

“Denken. Lopen. Denken. Lopen. Zien. Kijken. Luisteren. Lopen. Ruiken. Voelen.” (p.110)

“In het bos is het moeilijk om je goed te oriënteren. In het bos twijfel ik soms over het juiste pad. (…) In het bos kan ik het landschap (…) nauwelijks lezen. (…) in het bos twijfel ik soms wel.” (p.122)

“Ik droom. Ik droom en ik slaap.

Slapen, slapen, slapen. (…) Ik eet, ik rust. Ik eet en ik slaap. Ik slaap en ik droom.” (p.134)

“Ik loop en ik kijk. Ik loop en ik luister. (…) Ik loop en ik registreer. Ik voel. Ik zie. Ik hoor. Ik ben. Ik loop. Ik leef.” (p.190)

“Ik loop. Ik loop. Elke dag. Urenlang. (…) Ik loop. Ik leef. Ik loop. Ik leef. Ik loop. Ik leef. Ik ben blij! (…) We lopen.” (p.258)

 

In het bovenstaande besteed ik veel aandacht aan wat mij minder goed beviel aan dit boek. Gelukkig heb ik ook veel positiefs te melden. Ik noemde al dat het boeit en inspireert. Zeer waarschijnlijk geeft dit boek mij het laatste duwtje dat ik nog nodig had om mijn eigen pelgrimstocht te gaan lopen. (Die gaat in ieder geval niet naar Santiago, maar waarschijnlijk naar Rome.) Tot nu toe was dit een verlangen dat ik tot ‘na mijn pensioen’ vooruitschoof. Het boek van Diepeveen trekt mij over de streep om het gewoon dit jaar te gaan doen. 

 

Er is meer mooi aan dit boek. De ontwikkeling, hoe summier dan ook beschreven, is duidelijk. Het ligt er niet dik bovenop, en evenmin bespeur ik er veel diepgang in, maar het is helder dat de auteur veel heeft geleerd over zichzelf en dat hij er aanmerkelijk beter aan toe is dan toen hij vertrok. Ook bewijst hij op meer dan genoeg plaatsen dat hij absoluut goed kan schrijven. Getuige navolgende scène op pagina 204:

“Het is stil. Het is vijf voor half zeven. Ik kijk op m’n telefoon en zet mijn wekker uit. Die is van plan om over vijf minuten lawaaierig te worden. Niet nodig. Ik ben wakker. Ik luister naar de stilte. De roep van de uil, die ik de hele nacht gehoord heb, is verstomd. Het verkeer op de weg aan de overkant van de rivier is nog niet op gang (…) Ineens realiseer ik het me. Geen regen op de tent! Het vertrouwde geluid van de afgelopen dagen ontbreekt! Het is droog.”

 

Kortom, meer dan blij dat ik dit boek heb gelezen, al irriteerde de stijl mij soms mateloos.

 

Gelezen: maart 2022