Doetsch, Richard - The Thieves of Heaven

Toen ik in 2007 in Amerika was, kocht ik tijdens een gedenkwaardig bezoek aan een vestiging van Borders een slordige dertig boeken. Ik was toen net bekeerd tot het thriller-genre. Van die enorme stapel - ik heb daar foto's van - zijn er nog hooguit een stuk of drie ongelezen. Dit boek van Doetsch behoorde tot een van de beloftes die ik toen kocht.

 

De thriller begint echt heel aardig. Hoofdpersoon Michael St. Pierre, een voormalige dief, komt te staan voor een onmogelijke keuze. De liefde van zijn leven, Mary, wordt getroffen door een agressieve vorm van kanker. Hij heeft zijn kleptomane verleden achter zich gelaten en is een brave ondernemer. Maar om nou te zeggen dat zijn zaak in de beveiliging van huizen floreert, zou gelogen zijn. Over de 250.000 dollar voor de behandeling van zijn vrouw beschikt hij in geen geval.

 

Niet lang voordat Mary door volksziekte nummer één werd getroffen, wordt Michael benaderd door ene August Engel Finster. Een merkwaardige, leeftijdloze verschijning met spierwit haar, dat hij in een staart draagt. Hij vraagt Michael een bijzonder specifieke, vrijwel onmogelijke, roof voor hem te plegen. Michael, overtuigd van het rechte pad dat hij inmiddels een aantal jaar bewandelt, wijst hem de deur. Maar in de huidige situatie is de keuze even onmogelijk als makkelijk.

 

Hoewel hij zijn vrouw de heilige belofte heeft gedaan nooit meer zijn criminele praktijken te hervatten, kan hij niet anders. Hij zoekt contact met Finster. Deze biedt hem aan de kosten voor de behandeling van Mary te betalen.

 

De roof betreft de set sleutels die volgens de overlevering ooit van Petrus zou zijn geweest. De sleutels van de hemelpoort, die in het Vaticaans Museum onder de hoogst denkbare bewaking, tentoongesteld staan. De roof is spectaculair en bijzonder vindingrijk. Maar, had Finster hem gewaarschuwd, ‘ik zie direct of het de echte sleutels zijn, of dat je mij een loer draait’.

 

Eenmaal weer op zijn hotelkamer, bestudeert Michael zijn trofee nader en ziet een goudmerkstempel, waardoor dit nooit de authentieke sleutels kunnen zijn. Vanwege zijn gedegen voorbereiding, waaronder een uitvoerige studie over zijn roofobject, lukt het Michael om te achterhalen waar de authentieke sleutels dan moeten zijn. En inderdaad, in een obscuur kerkje op ‘mount Kephas’ vindt hij de echte sleutels. Deze roof kost hem bijna zijn leven, omdat de bewaker van het kerkje, de priester Simon, hem op een haar na weet neer te schieten.

 

Michael levert de sleutels af bij Finster en is opgelucht, al heeft hij thuis heel wat uit te leggen. In ieder geval kan de behandeling van zijn vrouw doorgaan. Eenmaal thuis krijgt hij twee keer bijzonder slecht nieuws te verwerken. De ziekte heeft zich volledig uitgezaaid in het lichaam van Mary, zodat er geen hoop meer is op genezing. Daarnaast is Simon hem achterna gereisd en vertelt hem dat zijn geliefde vrouw, die sterk christelijk is en heilig gelooft in de hemel, nimmer tot de hemel zal worden toegelaten. Sterker nog: helemaal niemand zal meer door de hemelpoort gaan.

 

Michael heeft de sleutels van die poort namelijk overhandigd aan de duivel in persoon: Finster. In een wanhopige en ultieme poging zijn vrouw van de ondergang te redden, deed St. Pierre precies het tegenovergestelde: hij veroordeelde haar tot een eeuwig verblijf in het vagevuur. Door zijn toedoen heeft hij haar de toegang tot de hemel ontzegd. Er zit maar één ding op. Om samen met zijn bijna-moordenaar Simon de sleutels terug te halen bij Finster, zodat Mary die heel snel achteruitgaat alsnog het hemelrijk kan betreden.

 

Tot zover is het verhaal zonder meer goed. Het dilemma en de absolute wanhoop van Michael worden bijzonder goed in beeld gebracht. Ook de personages om hem heen zijn overtuigend en bijna levensecht. Maar in de laatste 100 pagina’s slaat het noodlot toe. Het kat-en-muisspel tussen de slechteriken en de goeden, dat nu eenmaal hoort bij dit genre, wordt extreem breed uitgemeten door Doetsch. Het ene moment heeft de slechterik de overhand, maar de volgende pagina lijkt het toch of de ‘good guy’ gaat winnen, maar dan heeft de villain nog een truc in zijn mouw enzovoort ad infinitum.

 

Het getouwtrek duurt zo lang dat ik als lezer meer dan eens heb gedacht: ‘Jeez, get it over with already!’  Het is weer zo'n overduidelijk geval van een afgesproken aantal pagina's moeten volschrijven. Goed, laten we de 'bad guys' nog maar eens laten ontsnappen, en ze sterker en slimmer laten terugkeren.

 

In dit heen-en-weer a-la Drs. P. doen zich ook diverse momenten voor dat de boeven de goedzakken zonder pardon overhoop kunnen schieten, maar het niet doen. Een onwaarschijnlijke vorm van piëteit, het trage rekken van het genot van de overwinning, dat kan allemaal wel zijn, maar uiteindelijk is het gewoonweg ongeloofwaardig.

 

Enfin, na de eerste 350 pagina’s stond ik nog in de stand van: O jee, dit is zo goed; ik moet weer een heel oeuvre gaan lezen. Maar na het dichtslaan van het boek kon ik wat dat aangaat opgelucht adem halen. Mijn leeservaring van werk van Richard Doetsch blijft zeker beperkt tot dit debuut. Een knap plot dat hij zelf om zeep helpt door de wetten van het genre tot ruim boven het maximaal haalbare en geloofwaardige uit te rekken.

 

Gelezen: mei 2012