Heijden, A.F.Th. van der - Het leven uit een dag

Gelezen: erg lang gelden

 

Een aardig boek van iemand die zeker het technisch aspect van het schrijven in zijn vingers heeft. Maar verder dan aardig kom ik helaas niet en met de beste wil kan ik het boek dan nog niet goed noemen. Goed is een boek dat mij -op welke wijze dan ook, tenzij negatief- aangrijpt en dat is Het leven uit een dag bij lange na niet gelukt. Vermaakt heeft het mij wel, maar dat doet zelfs de televisie bij tijd en wijle.

 

Waarom dit nu zo uitpakt? Misschien houdt het verband met het surrealistische karakter van het boek, hoewel sommig surrealisme mij juist wèl ligt. Ik geloof dat ik het surrealisme van Van der Heijden te gezocht vind. Het is hem niet aan komen waaien, maar is net iets te duidelijk bedacht om in een bepaald idee te passen, dat uiteindelijk moet leiden tot een conclusie waarin een zekere levensles besloten ligt. Bij voorbeeld: het leven van de herhaling is een grote straf. Of: het avontuur is elders. Of: religie is relatief. Het doet er eerlijk gezegd voor mij niet toe wat de schrijver nu heeft willen zeggen. Mijn aandacht is al verslapt.

 

Een andere oorzaak die het boek voor mij doet mislukken is de voorspelbaarheid van de handeling. Het boek verrast nergens, terwijl het daar toch duidelijk op is geschreven. Als Benny eenmaal naar de hel is getransporteerd, duurt het ruim twintig pagina's voordat het slagen van zijn plan tot hem doordringt. Dat duurt dus veel te lang, omdat de lezer vanaf het eerste moment begrijpt wat er gaande is. Zeker moet de hoofdpersoon een verwarring ondergaan, maar dat hier is te breed uitgesponnen. Ook de ontknoping, waar blijkt dat Scant alles eigenlijk in de hand heeft gehad. Het verbaasde mij in geen enkel opzicht. Zijn uiterst merkwaardige gedrag voor een blinde geeft de lezer al snel de indruk dat hij dan God zelf wel zal zijn. En dat Gini dan ongetwijfeld naar de hemel is getransporteerd, begreep ik ook veel te vroeg. In deze ontdekkingen ben ik geen uitzondering op de gemiddelde lezer, geloof ik.

 

Wel mooi vond ik hun lang gehoopte herhaling van de liefdesdaad, waarmee bewezen wordt dat liefde de dimensies kan doorbreken. Ook goed beschreven vond ik Benny's gang naar de elektrische stoel, zeer realistisch. Er zijn nog wel een aantal passages die ik waardeer, ik bestrijd dan ook nergens de technische vaardigheid van deze auteur. Het is de intentie die mij doet afhaken als algemeen bewonderaar. Die intentie is er volgens mij een van het nodeloos nastreven van wereldverbetering, in plaats van een meer realistische berusting in het negatieve van het leven mét de genieting van het positieve. Niet slechts het negatieve onderkennen en daaraan voortdurend -en tevergeefs inderdaad- pogen te ontsnappen. Kortom: Van der Heijden is mij bepaald niet verwant, iets wat ik overigens al bemerkte toen ik, enige tijd geleden, De slag om de blauwbrug van zijn hand las.

 

Nog enige grieven. Het nieuwe van de wereld van een dag, wordt te langdurig uitgebuit. De auteur heeft er duidelijk plezier in gehad in de, mijns inziens foutieve, veronderstelling dat de lezer zich keer op keer laat verbazen. Iets wat in mijn geval eerder verveling heeft teweeg gebracht. De brief van Gini, vanuit haar gevangenis, vind ik een onrealistische kunstgreep, om de lezer impliciet haar twijfels omtrent hun daad kenbaar te maken. (Iets minder storend gelukkig dan in Een punaise in de voet van A. Koolhaas) Onrealistisch ten eerste vanwege de censuur waar de brief melding van maakt en ten tweede vanwege de titel van het hoofdstuk: 'Motief onbekend'. Als de censuur inderdaad de brief goed had gelezen, had hij zonder al teveel moeite ontdekt wat het motief van hun misdaad was, en zou de rechter hun plan verijdeld hebben. De blinde vertelt zelfs een geval waarin dit is gebeurd (p. 153).


Tot slot nog een positief geluid, want ik heb met dit boek een aantal prettige uren doorgebracht, en geenszins heeft het echte ergernis bij mij opgeroepen. Vandaar een citaat om mee af te sluiten. Een citaat dat zeker wèl mijn instemming krijgt.

"Wie zegt mij dat niet de aardse contrapuntiek van geluk en lijden, van euforie en verdriet voortreffelijker is dan de steriele vlam van uw hemel?" (p.24)