Heijermans, Herman - De opgaande zon

Gelezen: erg lang geleden

 

Herman Heijermans kende ik alleen van zijn boek Droomkoninkje dat ik jaren geleden las en eigenlijk direct alweer vergeten was. Ik herinner me een horrelvoetje van het zielige ventje en meer niet, behalve dan nog dat het lang duurde voordat ik het uit had. Dit toneelstuk maakt wel iets goed van die nogal onverschillige houding die ik tot nu toe innam tegenover Heijermans, maar om nu te zeggen dat ik een vurig bewonderaar ben geworden: nee.

 

Het karakter van Mathijs vind ik buitengewoon knap neergezet. Vooral zijn lange monoloog tegen Naphtalie maakt dat ik wat aandachtiger heb gelezen dan ik aanvankelijk van plan was. Alleen steken zijn zwakke momenten wat al te schril af bij zijn geforceerde opgewektheid. De boodschap, als het stuk er een bevat, is volgens mij dat de mens met zorgen altijd een uitweg zoekt en dat de drank, de zelfmoord, de godsdienst op gelijke voet staan met de geforceerde opgewektheid. Dat wil zeggen dat in feite iedere vluchtpoging legitiem kan worden en dat dat niet altijd een kwestie van zwakheid hoeft te zijn.

Maar ja, dat is gezien vanuit een laat-twintigste eeuws perspectief en heeft wellicht niets van doen met Heijermans' overwegingen.


Het verhaal zegt me eerlijk gezegd niet veel. Daarom ook geloof ik dat het toneelstuk om een soortgelijke boodschap geschreven is als ik zojuist heb aangegeven. De gang naar het faillisement van de winkel en de daarbij gepaard gaande spanningen komen ook nauwelijks op de voorgrond. Ten minste niet écht. Ik houd tijdens het lezen het gevoel dat het om iets anders gaat. Vanaf het begin is duidelijk dat de firma Sterk en Co op sterven na dood is, dus is het aanstaande faillisement bijna een gegeven, waarmee het toneelstuk van start gaat. Het gedrag van Sonja en Mathijs baart opzien, maar dit duurt slechts een pagina of vijf en dan weten we het wel. Een leuk motief is natuurlijk de toneelclub waarvan Mathijs voorzitter is.

 

Als de zaak failliet is, zal hij de voorzittershamer neerleggen, kondigt Mathijs ergens aan, en inderdaad is het dan gedaan met het toneelspel. Niet langer meer de vrolijkheid opvoeren, maar het ware gezicht van de verslagene tonen. Hij gaat daarin zover dat hij de schuldbekentenis van Sonja over het brandstichten gelooft en met beide handen aangrijpt om nog meer de verslagene te kunnen zijn. Eigenlijk een nieuw toneelspel, maar dan doorgeslagen naar de andere kant. Eens een acteur, altijd een acteur. Ik geloof dat die schuldbekentenis van Sonja voortkomt uit schuldgevoel en weinig te maken heeft met het werkelijk gebeurde. Bovendien blijft Naphtalie erbij dat het een ongeluk was, waar Sonja niets aan kon doen.

 

Overigens is diens naam te opvallend om aan voorbij te gaan. Nafta is een oorspronkelijke term voor petroleum, wat geen toeval kan zijn in dit verband, aangezien de brand door een petroleumlamp is aangestoken. Wat Heijermans hiermee heeft willen aanduiden is mij niet duidelijk. Ik geloof niet dat Naphtalie de brand heeft aangestoken. Misschien is het omdat hij wellicht degene is die het proces in Mathijs op gang brengt om zijn toneelspelerij -uit hobby en uit overlevingsdrang- te staken. En in dit opzicht is Naphtalie een soort haard van de gang van zaken, waaruit die brand kon voortvloeien. Maar nu ik dit schrijf geef ik direct toe dat het een te moedwillige poging is een verklaring voor het gebruik van die opvallende naam te vinden.

 

Het toneelstuk heeft mij wel kunnen boeien, al lag ik niet onder de tafel van spanning of bewondering, maar het beweegt me niet tot het integraal lezen van het toneelwerk van Heijermans.