Heinlein, Robert A. - Farnham's Freehold

Gelezen: augustus 2011

 

Deze roman is verschenen in mijn geboortejaar. Het behandelt onderwerpen als racisme, totalitaire maatschappijen, vrijheid, incest, om er maar een paar te noemen.

Het boek vertelt het verhaal van Hugh Farnham. In een periode die verdacht veel lijkt op de koude oorlog, is de dreiging van een nucleaire oorlog heel reëel. Op het moment dat de kernaanval van de Russen daadwerkelijk komt, speelt Hugh bridge met enkele vaste kaartpartners (dit spel, waarbij contracten worden gesloten, duikt als 'leitmotiv' op door de hele roman). De voltallige familie, echtgenote en alcoholist Grace, opstandige puberzoon Duke, lieve dochter Karen, verliefde vriendin Barbara en de zwarte huisbediende Joe, weten zich op tijd te verschansen in de schuilkelder die Hugh hier speciaal voor heeft gebouwd. Natuurlijk overleeft ook de huiskat, die luistert naar de naam 'Doctor-Livingstone-I-Presume' of gewoon 'Doc'.

Er zijn drie enorme explosies en als na enige tijd de zuurstofvoorraad kritiek dreigt te worden, gaan ze via een noodtunnel naar buiten. Daar treffen ze een volstrekt onaangetast natuurlandschap aan, volledig verlaten door mensen. Het lijkt wel of ze in een andere dimensie zijn aanbeland, een andere realiteit. Onder de strakke leiding van Hugh trachten ze te overleven van wat het land hun schenkt en bouwen ze weer een bestaan op. Er ontstaat wrijving binnen de groep. Duke en Grace besluiten de groep te verlaten. Net als ze weg willen gaan, verschijnt er een groot luchtschip. Ze worden gevangen genomen door mensen van Afrikaanse afkomst. Dankzij de aanwezigheid van Joe, weten ze directe executie te ontlopen.

De explosies blijken hen te hebben verplaatst naar hun eigen wereld in de verre toekomst, ongeveer 2000 jaar later. De cultuur waarin ze terechtkomen, is sterk hiërarchisch. Ongeschoolde of gecastreerde blanken dienen als slaaf. Een verkeerd woord of verkeerde stembuiging kan je de kop kosten en in het ergste geval belandt je lichaam in een of andere maaltijd. Kannibalisme is hier de normaalste zaak ter wereld. Hugh weet zich te handhaven en ontmoet Joe af en toe, die tot 'the chosen' behoort. Toch kan Hugh niet wennen aan het totalitaire van deze maatschappij en probeert hij, samen met Barbara, te ontsnappen. De ontsnapping - die veel wegheeft van hoe Andy Dufresne in de film Shawshank Redemption ontsnapt - mislukt en ze worden gevangen genomen. Hun insubordinatie hoeven ze evenwel niet met de dood te betalen. De 'Lord Protector', Ponse, biedt hen aan terug te reizen naar hun eigen tijd. Het is als een bridgecontract. Hoe dat afloopt, laat ik graag aan de lezer.

Heinleins naam werd in het verleden vaak in verband gebracht met racisme, alsof hij dat zou propageren. Volstrekte onzin, en voor wie zich daarin wil verdiepen, biedt internet een keur aan artikelen over dit onderwerp. Heinlein was een vrijdenker en iemand die er genoegen in schiep de wereld op zijn kop te zetten, door een maatschappij te verzinnen waarin de zwarte medemens bovenaan de sociologische ladder staat. Het gaat Heinlein in Farnham's Freehold niet om zwart versus blank, maar om meesters versus slaven, ongeacht het ras.

 

De kat, 'Doc' wordt vroeg in de roman al gebruikt door Heinlein om een punt te maken: “I like all cats. You don't own a cat. He is a free citizen.” Als de explosies voorbij zijn en ze nog altijd schuilen, onwetend van wat ze buiten zullen aantreffen, zegt Hugh dat wat er is gebeurd, misschien niet zo slecht is voor hun land. “I've worried for years about our country. It seems to me that we have been breeding slaves – and I believe in freedom.”

Voordat het luchtschip verschijnt, menen de overlevenden dat zij de oermensen zullen zijn voor de toekomstige mensheid, dus maken ze serieus werk van het zorgen voor nakomelingen. Dochter Karen bespreekt daarom met Hugh het onderwerp van incest. Ze zegt dat als ze tussen haar broer of haar vader moest kiezen, ze dan voor haar vader zou kiezen. Hier schrikt Hugh toch wel van. Hij vraagt of zij dan niet Joe als echtgenoot heeft overwogen. Zeker wel, zegt ze, maar diens extreme verlegenheid is voor haar een te groot struikelblok. Hugh vraagt of het misschien niet ook stiekem te maken heeft met zijn huidskleur. “Daddy, you tempt me to spit in your face.” Hugh legt uit dat hij het alleen maar zeker wilde weten. “Karen, you know that color does not matter to me. I want to know other things about a man. Is his word good? Does he meet his obligations? Does he do honest work? Is he brave? Will he stand up and be counted? Joe is very much a man by all standards that interest me.”

 

We kunnen het ons nu misschien niet meer voorstellen, maar er was echt wel enige moed voor nodig om deze woorden te schrijven anno 1964, in het Amerika waarin de zwarte medemens nog maar ternauwernood de status van tweederangsburger was ontgroeid.

Het ontbreekt Hugh, die zich als leider ook niet altijd even flexibel heeft opgesteld, niet aan zelfkennis. Aan het eind van het boek, vraagt Barbara hem: "Hugh, how many white men of today could be trusted with the power Ponse had and use it with as much gentleness as he did use it?" Hugh antwoordt: "None. Not even yours truly."

Hoe langer ik terug blader in deze roman en de spreekwoordelijke vinger achter diens betekenis probeer te krijgen, hoe meer respect het afdwingt. Zoals bijvoorbeeld de manier waarop de auteur de waarde van boeken verwoord: “Somehow, the burning of millions of books felt more brutally obscene than the killing of people. All men must die, it was their single common heritage. But a book need never die and should not be killed; books were the immortal part of man.”
Een ander voorbeeld. Hugh verontschuldigt zich regelmatig tegenover zijn medetijdreizigers voor het dronkenlappengedrag van zijn vrouw, Grace. Hij geeft zichzelf de schuld voor haar misdragen. Barbara spreekt hem toe: “what a person is can never be somebody else's fault. (…) You don't take credit for Grace's virtues. Why take blame for her faults?”
Verderop in het boek staat een echo van deze wijsheid: “He tried to tell himself that no one is ever responsible for another person's actions.”

De taal van de roman bestaat weer uit de razendsnelle, gevatte woordgrapperij waar Heinlein patent op heeft. Het Engels is dan ook niet eenvoudig. Zelfs als je goed bent ingevoerd in Engelstalige zegswijzen, dan varieert Heinlein daar voortdurend op, zodat je als niet-native lezer af en toe het spoor bijster raakt. Een prachtige vergelijking doemt op, wanneer Duke – wiens personage, net als dat van Grace, nogal vlak en eenzijdig blijft – tekeer gaat tegen de heerschappij van hun zwarte meesters. Hugh probeert hem tot inzicht te bewegen van het zinloze van zijn verzet: “If a grashopper tries to fight a lawnmower, one may admire his courage, but not his judgdement.”

Wederom een Heinlein die een kleine vijftig jaar na zijn conceptie nog niets aan kracht heeft verloren. Gelukkig heb ik nog heel veel van hem niet gelezen, en gelukkig zijn vrijwel al zijn titels allemaal goed verkrijgbaar. Want, zoals hij zelf aangeeft, goede boeken hebben het eeuwige leven.