Gelezen: september 2011
In ieder boek van Heinlein (althans voorzover ik ze nu gelezen heb dan) zit een diepere laag, hoe oppervlakkig het verhaal ook mag lijken. Zijn jeugdroman uit 1948, Space Cadet, heeft op
het eerste gezicht weinig om het lijf. De jonge Matt Dodson doet toelatingsexamen voor de ‘Space Academy’. De lezer volgt zijn belevingen vanaf zijn toelating, en dat kabbelt rustigjes voort. De
gebeurtenissen volgen elkaar traag op, te traag voor Heinlein. Bij veel, heel veel, pagina’s kreeg ik het vermoeden dat Heinlein meer voor zichzelf een aantal basisprincipes van zijn ruimtefictie
op papier wilde zetten. Om later in zijn echte romans te gebruiken.
Het eerste moment waarop ik een beetje wakker werd geschud, was het appèl. De namen van de versbakken ruimtereizigers worden afgeroepen. Als iedereen ‘Here!’ of iets dergelijks heeft geroepen om
zijn presentie te bewijzen, volgen er nog drie namen van mannen die hun leven hebben gegeven om het ruimtereizen, toen het nog in de kinderschoenen stond, groot te maken.
“Dahlquist!”
“I answer for Ezra Dahlquist!”
“Rivera.”
“Answering for Rivera!”
“Wheeler!”
“I answer for Wheeler.”
Zo gaat het ieder appèl. Deze vorm van respect betonen vind ik prachtig. Juist de herhaling van dit ritueel maakt het sterk.
Matt moet zich een slag in de rondte studeren, al kan hij gelukkig veel onder hypnose tot zich nemen. De gezapigheid wordt af en toe opgeschud door zinnen als deze: “Your real job is to learn
how to think. (...) This school is based on the idea that a man who can think correctly wil automatically behave morally. (...) Our prime purpose here is to see to it that you learn how your own
mind works.” En eigenlijk is dat waar dit boek werkelijk over gaat. Jezelf leren kennen, wat sterk op het maçonnieke ‘Ken uzelve’ lijkt.
Uiteindelijk komt er toch nog enige actie in het verhaal als Matt zijn eerste ruimtereis naar Venus maakt en in een nogal penibele situatie terecht komt. Natuurlijk weert hij zich kranig en wordt
hij, eenmaal terug op de Space Academy, geëerd voor zijn heldenmoed.
De karakters van de personages zijn eendimensionaal, maar dat heb je vaker in jeugdboeken. Verder was het aardig om nu al enkele typische Heinlein-trekjes te zien, die hij in latere werken
uitvergroot. Kortom, een vermakelijk boek. Onmisbaar voor de oeuvrelezer, maar het ontstijgt het label ‘jeugdwerk’ niet echt.