Heinlein, Robert A. - Tunnel in the Sky

Gelezen: maart 2012

 

De tijd was weer rijp voor een Heinlein. Dat is het grote voordeel als een schrijver die je recent hebt ontdekt, een veelschrijver blijkt te zijn geweest. Van de 32 romans die hij schreef, heb ik er inmiddels tweeëntwintig in mijn bezit. Tunnel in the Sky is het veertiende boek dat ik lees van hem, nadat ik in augustus 2010 mijn Heinlein-doop beleefde.  Gemiddeld lees ik dus iedere anderhalve maand één Heinlein. Tot zover de statistieken.

 

Tunnel in the Sky (1955) is een van zijn jeugdboeken en ik vind het een goed geslaagde aflevering in die reeks. Het verhaal gaat over Rod (Roderick) Walker die voor zijn opleiding een laatste zware opdracht moet doen: de overlevingstest. Met zijn jaargenoten wordt hij getransporteerd naar een onbekende planeet, via de tunnel in de lucht. Een futuristische transportmethode waarbij afstand geen enkele rol van betekenis meer speelt. De studenten komen terecht op een planeet die veel weg heeft van de Aarde, alleen bevinden zich hier geheel andere wezens.


Het is er onherbergzaam en het is bepaald niet zonder gevaren. In hun briefing zijn ze gewaarschuwd voor een wezen dat ‘stobor’ wordt genoemd. Maar het grootste gevaar blijkt echter dat dier te zijn waar de deacon, Mr. Matson, hen vooral voor wil behoeden. “(…) the real King of the Beasts, the only animal that is always dangerous, even when not hungry. The two-legged brute.” Met andere woorden, de mens. En inderdaad, de tweede dag tijdens zijn survivaltest al wordt Rod door iemand neergeslagen en beroofd van al zijn spullen.

 

Desondanks weet Rod te overleven. De afspraak was dat de test minimaal 48 uur tot maximaal tien dagen zou duren. Binnen die termijn zou binnen een bepaald gebied de tunnel weer verschijnen die hen terug naar huis brengt. Maar al wat er binnen en na die tien dagen verschijnt, geen verlossende tunnel. Omdat hij niet weet wat de oorzaak is van dit uitstel, gaat Rod ervan uit dat zijn avontuur wel eens heel lang kan duren. Misschien keert hij wel nooit meer terug naar Aarde. Dus besluit hij zijn jaargenoten op te zoeken, omdat ze gezamenlijk een grotere kans maken te overleven dan afzonderlijk. Hij sluit vriendschap met Jack, die een redelijk veilig onderkomen heeft gevonden in een grot. Iets later vinden ze Jimmy, een klasgenoot van Rod, die er slecht aan toe is. Als deze weer enigszins is hersteld van een zware koorts, wijst hij Rod er subtiel op dat Jack niet is wat hij denkt dat het is: "Rod... were you born that stupid? Or did you have to study? (...) Jack is a girl." Jack blijkt inderdaad Jacqueline te heten.

Gaandeweg sluiten andere studenten zich bij hen aan. Ook die van andere scholen die voor eenzelfde survivaltest naar deze planeet waren gestuurd. Uiteindelijk zijn alle survivors bij elkaar, behalve zij die het tot dan toe niet hebben overleefd. Er ontstaat een gemeenschap van ongeveer vijftig jongeren, die vanaf het begin een civilisatieproces doormaken. Van het kiezen van de leider, het maken van wetten en regels, het verdelen van de taken, het verzorgen van de stamleden, de bescherming van hun onderkomen enzovoort. Af en toe deed het me denken aan The Lord of the Flies (1954) van William Golding, een boek dat één jaar voor Tunnel in the Sky was verschenen, maar nog nauwelijks bekendheid had toentertijd (de eerste druk van 3000 exemplaren verdween vrijwel onopgemerkt in de ramsj). Een ander boek dat in mijn achterhoofd meespeelde was The King of the Fields van Isaac Bashevis Singer. Heinleins boek is min of meer het jeugdequivalent van deze roman van Singer.     

 

Aan het begin van het verhaal komt een paar keer een soort leeuw voorbij, die ruim twee keer zo groot is als de leeuwen op Aarde. Rod vermoedt dat dit de stobor moet zijn. Een ander dier dat veel aandacht krijgt in het verhaal wordt ‘dopey Joe’ genoemd, een soort van kruising tussen een kat en een konijn. Vriendelijke beestjes die zich makkelijk laten vangen en lekker zijn om te eten. Alleen veranderen ze tijdens een bepaald jaargetijde 180 graden van karakter en vallen ze de kolonisten aan in groten getale. Rod weet het zeker, dit dier moet de stobor zijn. De kolonie weet een belegering van deze verraderlijke wezens ternauwernood te overleven.

 

Het tijdsverloop blijft diffuus, maar na wat ongeveer twee jaar moet zijn geweest (er zijn stelletjes getrouwd die zelfs kinderen hebben gekregen), verschijnt er een vreemdeling in hun nederzetting in moderne kleding. De tunnel in de lucht is weer open.  Er was een ernstige storing in het systeem, waardoor ze de studenten niet binnen de afgesproken tijd terug hadden kunnen halen. Het kost Rod heel veel moeite om zijn nieuw opgebouwde bestaan, en de paar kolonisten die daar hun leven voor hadden gegeven, weer achter te laten.

 

Eenmaal weer thuis legt Mr. Matson uit dat de stobor een fictief dier is. “Every planet has its ‘stobor’… all different. (…) it meant nothing, a mere intellectual concept. But you have to be afraid of the thing behind the concept, if you are to stay alive.”

 

Een boeiend en uitstekend verteld verhaal, met de voor Heinlein kenmerkende humor en snelheid in de dialogen. Ik ben voorlopig nog niet uitgelezen in het werk van deze grootmeester.