Hermsen, Joke J. - De liefde dus

Een vriend had een artikel over Joke Hermsen uit de Volkskrant Magazine voor mij uitgeknipt, in verband met een gesprek dat we eerder hadden gevoerd. Haar naam was ik nog niet eerder tegengekomen, wat toch wel vreemd is. Want in het artikel las ik zijdelings van het bestaan van haar roman over Belle van Zuylen.


Deze 18de-eeuwse rebelse maar beminnelijke schrijfster is mij bijzonder dierbaar. Ik ken al haar werk dat naar het Nederlands is vertaald en baal ervan dat ik de in het Frans verschenen Oeuvres Completes niet kan lezen. Ten tijde dat Pierre en Simone Dubois noest arbeidden aan hun prachtige biografie, Zonder Vaandel (dat ik binnenkort weer eens ga herlezen), bezocht ik hen af en toe in hun Haagse woning die vol was gestouwd met boeken. Dus een roman over Belle, ja, daar hoef ik niet lang over na te denken. Die móét ik lezen!

 

De liefde dus is de uitwerking van een mysterieuze liefde die Belle van Zuylen rond 1785 heeft gehad. De biografen weten er het fijne niet van, of kunnen hun vermoedens niet kwijt in hun officiële Belle-literatuur. In haar nawoord licht Hermsen toe dat het onderwerp van deze liefde nagenoeg zeker ene Jean-Samuel d’Apples betrof, de zoon van een bankiersfamilie.

 

Deze liefde krijgt – in de tijd dat huwelijken toch vooral een politieke aangelegenheid waren en een beproefd middel om in de adellijke stand te blijven of zelfs een treetje hogerop te komen – in de roman geen enkele kans op bestendiging. Belle is al jarenlang opgesloten in haar slaapverwekkende huwelijk met Charles de Charrière, een goed mens maar saai en passieloos. Bij monde van Belles dagboek omschrijft Hermsen het als volgt: “Ik droomde van een echtgenoot die mij als minnares zou behandelen, maar kreeg een man die mij als kameraad zag.” En Jean-Samuel is verloofd met wat voor hem vanuit maatschappelijk oogpunt en zijn carrière een goede partij is. Geen van beiden ziet aanvankelijk mogelijkheden om uit hun lotsbestemming te ontsnappen.

 

De samenloop van omstandigheden brengt hen tot het punt dat de gelieven antwoord moeten geven op de vraag: volg ik mijn hart of mijn verstand? Beiden neigen er sterk naar hun hart de overhand te gunnen. Er doen zich enkele fatale misverstanden voor, maar of dat alles tot een ‘unhappy end’ leidt, laat ik als gebruikelijk aan de lezer.  Een andere vraag van filosofische aard die centraal staat in dit werk luidt: ‘Kan ik gelukkig zijn als ik daartoe andere mensen pijn moet doen?’ Of in de woorden van de fictieve Belle: “Ik wil zo graag vrij zijn en de weg van mijn hart volgen, maar ik wil tegelijkertijd mijn dierbaren niet in het ongeluk storten.” Nog een vraag die rond de kern van dit boek draait: “Moeten wij ons in ons handelen laten leiden door principes, door gevoelens of door de resultaten die het gevolg van onze handelingen zijn?”

 

Als lezer leg ik de lat hoog bij een boek over een door mij bewonderd historisch personage. Maar Hermsen springt daar met gemak overheen en houdt zelfs nog ruimte over. Op enkele brieven van haar correspondenten na, en enkele hoofdstukken die de zeetocht beschrijven die Jean-Samuel naar Amerika is aangevangen, is de hele roman opgebouwd vanuit het perspectief van Belle van Zuylen in de vorm van dagboekaantekeningen en brieven. En ik moet zeggen, hier en daar was het of ik echt Belle zelf las. De taal uit de brieven en het dagboek is nagenoeg authentiek 18de-eeuws geschreven met de pathetiek en de broosheid van de adellijke mens uit die tijd. Kortom, overtuigend, al had voor mij titel van het boek iets minder eigentijds gemogen. Ik onderstreepte ‘hier en daar’, omdat met het echte werk van Belle van Zuylen - en dat met name haar brieven - overloopt van haar brille. Uit bijna iedere zin ademt haar vrijgevochten, eigenzinnige en scherpe geest en de diepe inzichten zijn rijk gezaaid. Niet dat dit alles ontbreekt in deze roman, alleen is de dosering vergeleken met de echte Belle van Zuylen enigszins karig. Maar dat valt Hermsen nauwelijks te verwijten. Zo bekwaam als zij de pen ook hanteert, en zo zorgvuldig als zij de compositie van dit boek ook heeft opgezet, de gelijke van Belle van Zuylen is zij niet.

 

Mooie zinnen zijn er genoeg. Waar ik bijvoorbeeld oprecht van kan genieten is de beschrijving van hoe een schip over een rustige, nachtelijke zee vaart: “Hoewel men alle zeilen heeft bijgezet, glijdt het schip, traag als een bruid naar het altaar, door het kabbelende water.” Daarnaast bevat het boek toch zeker bijzondere en waardevolle inzichten. Zoals wanneer een van haar correspondenten in een brief aan Belle schrijft dat ze zich haar hele leven al afvraagt waar “de immense pijn vandaan komt die het verliezen van een geliefde bij vrouwen veroorzaakt. (…) Na al die jaren kan ik niets anders bedenken dan dat dit komt doordat de meeste vrouwen van de liefde de absolute hoofdzaak van hun leven maken, en ook, en dat is ernstiger, geneigd zijn hun hele welzijn en geluk in handen van hun geliefde te leggen.” Voor zover ik dat kan en mag beoordelen: een waar woord. In haar dagboek laat Hermsen Belle deze typering van de liefde schrijven: “Liefde is geen rozengeur en maneschijn, vergeet het maar. Eerder een span paarden dat over je heen rijdt, waarna je zelf maar moet bekijken wat er nog van je over is.” Dit zou Belle zelf geschreven kunnen hebben.


Andere wijsheden: “Wat is welvoeglijkheid vergeleken met integriteit?” My thoughts exactly! Of: “Ouder worden betekent feitelijk niets anders dan vrede sluiten met de jeugd.” Geestdriftig onderschrijf ik deze gedachte, als ik hem lees als ‘vrede sluiten met onze eigen jeugd’.


De gesprekken die Belle voert met de vrijdenker en arts Alessandro Cagliostro konden mij het meest bekoren. Deze arts, die min of meer de geschiedenis is ingegaan als een avonturier en charlatan, komt in deze roman naar voren als een evenwichtig en eerlijk persoon. Hij zegt bijzonder rake dingen van spirituele aard en met een sterk maçonnieke ondertoon. Die ondertoon lees ik ook al eerder in Belles dagboek. Daar memoreert ze een geschrift van mevrouw de Châtelet die schreef dat de belangrijkste voorwaarde voor geluk is goed te weten wie we zijn en wat we willen. “Ken u zelf! Voorwaar, de moeilijkste opdracht in een mensenleven.” Verderop in het boek klinkt de echo van deze woorden, uit de mond van Cagliostro zelf: “Het enige wat we kunnen doen om zowel onszelf als de ander te leren kennen, is vragen stellen: Wie ben ik? Waarom voel ik dit? Pas als we onze eigen hartstochten en emoties serieus nemen, pas als we onszelf proberen te kennen, kunnen we ook anderen begrijpen en beoordelen.” Zijn tijd ver vooruit deze Cagliostro.

 

Uiteraard is er nog veel meer te melden over en te citeren uit dit prachtige boek. Maar ik ben al lang genoeg aan het woord. Het verhaal op zich is boeiend, maar de filosofische kern maakt het boek echt interessant en mooi. Na lezing had ik het sterke gevoel dat dit een noodzakelijk boek is geweest voor de schrijfster. Een boek dus dat eenvoudigweg geschreven moest worden. Dit kan ik uiteraard niet bewijzen, maar het feit dat dit gevoel mij overvalt, maakt het voor mij in ieder geval tot een bijzonder geslaagde roman.

Gelezen: maart 2012
Waardering: 8/10