Horwood, William - The Stonor Eagles

Deze leeservaring bestaat uit een deel van een essay over William Horwood dat ik in 1995 publiceerde in Bzzletin.  Lees het volledige essay.

 

Waarlijk vliegen
Twee jaar na De Duncton Saga, in 1982, verscheen Horwoods tweede roman, The Stonor Eagles. Een boek dat zich, in tegenstelling tot zijn debuut, niet afspeelt in een mythologische dierenwereld. De sage over de zeearend Cuillin en haar soortgenoten, een verhaal dat in deze roman van grote betekenis is, wordt verteld door mensen. Het fungeert voor die mensen als middel om te schuilen voor de harde en boze wereld waarin ze leven.


De in 1944 geboren Jim Stonor groeit op bij zijn moeder. Zijn ouders zijn sinds zijn vierde jaar gescheiden, en hij ziet of spreekt zijn vader, Liam Hugh MacAskill, zelden. Als de negenjarige Jim met koorts op bed ligt, bezoekt Liam hem, en vertelt hem voor het eerst een verhaal over arenden. Voor de jongen is het een bijzonder mooi verhaal voor het slapen gaan, maar voor Liam is het veel meer. “‘Het was niet een verhaaltje,’ zei Liam. ’Het was nooit een verhaaltje.’”

 
Cuillin, vernoemd naar een rij heuvels op het Schotse eiland Skye, voert met haar soortgenoten een wanhopige strijd tegen uitsterven, die ze instinctief als een grote bedreiging ervaren. De vogels kunnen de ‘Doom’ slechts afwenden als ze ‘waarlijk’ kunnen vliegen. ‘Waarlijk vliegen is het hoogst haalbare voor een arend. Dat is een vlucht die eer betuigt aan de natuurlijke harmonie tussen land, zee en lucht.’  Deze wijze van vliegen zou metafoor kunnen zijn voor een leefwijze die zich kenmerkt door een volledig vertrouwen in de elementen en in jezelf. Alleen met dit vertrouwen is het je gegeven je ware zelf onder ogen te zien, en dus te leven of te overleven. Aan deze vorm van vertrouwen ontbrak het Liam node. Ruim dertig jaar voor die gedenkwaardige avond aan het bed bij zijn zoon Jim, begint Liam zijn toevlucht te zoeken in het elders en toen.


Liam is korporaal in het Britse leger. Tijdens verlof in januari 1917 ziet hij op het eiland Skye, waar hij is opgegroeid, de laatste zeearend, bijna een jaar na de laatste officiële waarneming. Als hij een paar dagen later op het slagveld moet aanschouwen hoe MacDonalds, een maat van hem, voor zijn ogen aan stukken worden gereten door vijandelijke granaten, meent Liam een vogel te zien: ‘Haar zwarte vleugels bedekten de gehele lucht, en ze was (...) een en al arend, en alstublieft, kon ze hem niet meenemen, weg van hier, zodat de bloederige MacDonalds’ op hun eigen manier konden sterven...’  Liam wordt inderdaad opgenomen door een imaginaire vogel. Vanaf die dag, namelijk, vertoeft hij grotendeels in de door hemzelf gecreëerde wereld van de zeearenden, waarvan hij later zijn kind zal vertellen. Voortaan behoort hij tot die tallozen voor wie de oorlog nooit over zal zijn, omdat het aanschouwde en doorleefde leed in geen kaders past. Het blijft een schaduwbestaan, waar met een grote boog omheen wordt gelopen.


Dat een zeearend het zinnebeeld is geworden van zijn ontheemdheid is niet geheel toevallig. Als jongen van dertien verklapt hij in alle onschuld de broedplaats van het waarschijnlijk laatste zeearenden-paar dat op Skye een nest jongen groot brengt. Een van de boeren, die in de vogels een bedreiging ziet voor zijn schapen, schiet bijna alle dieren dood. Het belang van deze gebeurtenis op het leven van Liam, wordt geïllustreerd door een voorval acht jaar na het einde van de oorlog. Naast de trein waar Liam in zit, vliegt een steenarend mee. Terwijl hij de statige bewegingen van de vogel volgt, begint hij onbedaarlijk te huilen. ‘(...) Zijn tranen hadden niets te maken met de dingen die hij tijdens zijn jaren in het leger had gezien, maar met iets waar hij lang, lang geleden al om had moeten huilen, maar dat hij het zwijgen had opgelegd en als een explosief in zijn hart had weggeborgen.’  Voor de eerste keer, lang na zijn vermeende verraad, is Liam MacAskill in staat lucht te geven aan zijn verdriet dat zoveel jaar had liggen sluimeren. De verschrikkingen van de oorlog hebben bijgedragen aan deze doorbraak, maar de voor Liam toelaatbare grens van zelfverloochening is nog lang niet overschreden. De waarlijke vlucht neemt hier een aanvang. Hij creëert de verhalen rond Cuillin en haar drang tot overleven. Misschien is zij wel de jonge arend die aan de gevolgen van zijn verraad wist te ontkomen.


De roman begint in april 1998 als een overzichtstentoonstelling van het werk van de dan bijna vierenvijftig jaar oude Jim Stonor in het Metropolitan Museum of Art in New York zal worden geopend. Hij is een gevierd en wereldberoemd kunstenaar. In flash-backs ontrolt zich zijn geschiedenis als ontdekker van de liefde, als vorser naar de persoon achter zijn vader en als kunstenaar. Als Liam op sterven ligt, realiseert Jim zich hoe slecht hij zijn vader kent. Liam vraagt Jim of hij een verhaal van de zeearenden wil vertellen, en of hij weet of de vogels ooit terug zullen keren naar Skye. Voor zichzelf is Jim al jaren eerder verder gegaan met het verhaal over de arenden en in moeilijke tijden als hij geen raad weet met zichzelf en zijn emoties, is die behoefte het sterkst. In die verhalen zijn, net als in Liams versie, parallellen met zijn werkelijke leven terug te vinden. Een milde vorm van escapisme.

 

Na de dood van Liam gaat Jim zich volledig wijden aan zijn kunst, en hij tracht de beelden en de gezichten van mensen uit zijn jeugd vast te leggen op het doek. Hij begint als kunstenaar enige furore te maken met zijn schilderijen. In snel tempo creëert Jim verschillende grote beelden, die gebeurtenissen uit de vogelsage verbeelden. Tijdens zijn studie naar vogels bezoekt hij meermalen de geboortegrond van zijn vader, het eiland Skye. De zeearend is daar teruggekeerd. De schuld van zijn vader lijkt ingelost. Gedreven door intuïtie vertrekt Jim tijdens Kerstmis naar het eiland en treft daar een zeearend aan, gevangen tussen rotsen die door verraderlijke winden worden omgeven. In zijn verhaal over de dieren is hetzelfde gebeurd: fictie en werkelijkheid zijn gedurende een korte spanne van tijd één. De volgende ochtend maakt Jim van een stukje drijfhout een klein beeldje dat zijn beeldenreeks, ‘The Stonor Eagles’ voltooit. Het beeldje stelt voor: ‘Het hoofd van een oude man, een jonge man, de ogen van een jongen die de lucht afzoekt. Het was het hoofd van Stonor ... nee, dat van Liam MacAskill. Ze waren het beide in één gedaante, (...) overlangs de onderkant van het hoofd, was de meest verfijnde indruk van de schaduw van een grote en machtige vleugel van een zeearend (...) die waarlijk vloog.’ 

Jim heeft de fictie van de arenden niet langer nodig om zijn gevoelens in banen te leiden. Vanaf nu kan hij schuilen in zijn kunst.

 

Deze sterk autobiografische roman, die is opgedragen aan Kim Horwood, de moeder van de auteur, is mij tot aan vandaag blijven boeien. In werkelijkheid heeft Horwood zijn vader niet gekend.  

 

The Stonor Eagles is een complexe roman waarin de verschillende verhaaldraden uitvoerig worden uitgesponnen: de overlevingsstrijd van de arenden; de jeugd van de jonge Jim Stonor en zijn drang tot expressie van het onuitsprekelijke; de relatie met de vader waarin de emotionele afstand schrijnend werkelijk wordt uitgebeeld; het verdriet en de pijn van Liam MacAskill om het ongewilde verraad, en nog veel meer. Als een rode draad tussen al die afzonderlijke verhalen door loopt de ontwikkeling van Jim als kunstenaar alsmede zijn onophoudelijke nieuwsgierigheid naar wat voor iemand zijn vader was. Uiteindelijk vindt hij een man die voortdurend op de vlucht is geweest voor zichzelf, waarbij Jim terzelfdertijd begrijpt dat het zijn kunst is die hem hiervoor behoedt.

 

De Duncton Saga zou je een opmaat naar het echte werk kunnen noemen. Maar dan een opmaat zoals de vele bomen van Mondriaan, die vooraf ‘moesten’ gaan aan zijn abstracten waar hij nu nog wereldberoemd om is, of zoals Verklärte Nacht van Schönberg eerst moest klinken, voordat de noten van de Pierrot Lunaire voldoende gerijpt waren. De bomen van Mondriaan en Verklärte Nacht van Schönberg zijn formidabele kunstwerken, zoals ook De Duncton Saga een roman van grote klasse is. En binnen de ontwikkeling van het schrijverschap van Horwood neemt het een onmisbare plaats in. Maar met The Stonor Eagles illustreert hij dat een vermomming, welke dan ook, tot op zekere hoogte onschuldig is. Ook hijzelf hoeft niet langer in vermomming woorden te geven aan het verlangen naar antwoorden omtrent het leven. In die roman laat hij mensen als hijzelf een leven leiden dat vele raakvlakken heeft met het zijne.