Kellendonk, Frans - De brieven

 

Niet altijd haalt een schrijver van romans een vergelijkbaar niveau in zijn brieven, wat ik bijvoorbeeld ondervond bij de brieven van J.R.R. Tolkien. Ook komt het andersom voor dat de brievenschrijver ver uitstijgt boven de romancier, zoals bij Gustave Flaubert en ook wel bij Jeroen Brouwers. De eerste 80 pagina’s van de brieven van Frans Kellendonk dacht ik dat de man toch vooral een romanschrijver was. Ze waren nogal formeel in taalgebruik, een beetje frikkig zelfs. Zoals bezorgers Oek de Jong en Jaap Goedegebuure al in hun voorwoord schrijven: “Kellendonk had de taal aan een touwtje”. Dat is helemaal waar, maar dat hoeft niet per se een pré te zijn. 

 

In zijn jonge jaren is het duidelijk dat Kellendonk nog niet zijn eigen stem heeft gevonden. Met name de briefjes aan zijn familie staan vol met oninteressant geneuzel. In een latere brief verwoordt hij mijn gevoel treffend:

“Dit lijkt potverdorie wel de brief van een kostschoolmeisje.”

Maar gaandeweg duiken er toch onderstreepbare zinnetjes op, die ervan getuigen dat hij een stel goed werkende hersenen en een begenadigd observatievermogen had:

Met de pseudo-wetenschap psychiatrie heeft hij bijvoorbeeld niet zoveel op: “Uiteindelijk moet iedereen zichzelf helpen – het eigenlijke zul je altijd aan de mensen zelf over moeten laten.”

“Sommige mensen hebben een heel leven nodig om dood te gaan.”

“Hoe polygaam een mens z’n aard ook mag wezen, in de praktijk is er geen beginnen aan.”

 

Enzovoort. Zodra het over literatuur gaat, wordt Kellendonk in mijn beleving vaak onnavolgbaar. Het klinkt allemaal wel vreselijk interessant, maar wat er nu werkelijk staat wil bij mij niet binnenkomen. Ook is de schrijver af en toe erg braaf en bijzonder humoristisch is hij ook niet echt. Er zit bijna iets programmatisch in zijn epistolaire stijl, het zou door een robot geschreven kunnen zijn wellicht. Daarentegen is hij heldhaftig eerlijk en durft hij heel goed naar zichzelf te kijken. Ook legt hij – zeker tegenover correspondent Willem Oltmans – enorm veel geduld aan den dag, en weet hij de emotie uit zijn schrijven te houden. 

 

Vanaf eind 1980 worden de brieven echt steeds beter. Kellendonk heeft zijn eigen toon gevonden en het oordeel van anderen lijkt hem ook minder te boeien. Over de liefde schrijft hij vele woorden, helemaal na zijn nogal dramatisch verlopen, kortstondige, maar heftige relatie met Thijs Westerhout:

“ik dacht in hem het gevonden te hebben, niet zomaar een levenspartner, maar de liefde die alles rechtvaardigt, dus ook de atoombom en de honger in Tsjaad.”

 

Over het zijn/spelen van underdog, zoals homo of vrouw, schrijft hij:

“door te ontkennen dat je minderwaardig zou zijn, maak je die minderwaardigheid juist mogelijk.”

 

Glasheldere en bikkelharde literaire oordelen, zoals over de poëzie van Robert Anker:

“Die poëzie van hem lijkt alleen maar op poëzie, met die fraaie titels, regelmatige strofen en binnenrijmen, maar communiceert niets, behalve dan de wil poëzie te zijn.”

 

Zijn woorden over taal, zijn woorden naar mijn hart:

“De taal is het medium van het gedeelde leven, van het sociale, de lucht waarin die benauwde privé-intuïtie kan uitgroeien tot liefde. Door de taal gaat het losse molecuul, dat elk mens in beginsel is, een verbinding aan met andere moleculen, ontstaat er geschiedenis, wordt er; misschien, soms, iets van het Rijk Gods op deze aarde verwezenlijkt.”

 

Zijn schrijverswanhoop weet hij ook in zeer meeslepende woorden te vatten:

“Zelf zit ik inmiddels weer zonder kompas in het oerwoud van mogelijkheden dat het simpele verhaalgegeven waarover ik je verteld heb overwoekerd heeft.”

 

Over zijn Godsbesef:

“Gevoel en verstand zijn als de lamme en de blinde, alleen samen kunnen ze ergens komen.”

 

Ook over zijn ziekte (aids) schrijft hij rake dingen:

“Het kost dertig jaar en een ernstige ziekte voor je erachter komt dat de dood niets is en dat je angst voor aftakeling enz. niets met de dood te maken heeft, en alles met het soort leven dat je leidt.”

 

Ja, uiteindelijk toch blij dat ik deze brieven heb gelezen. Het blijft een literaire vorm die mijn speciale aandacht blijft behouden.

 

Gelezen: 2016, uitgelezen in oktober 2016