Kellendonk, Frans - Mystiek lichaam

Gelezen: erg lang geleden

 

Zoals met veel boeken het geval, roept ook Mystiek lichaam in mij verschillende reacties op, die uiteenlopen van bewondering tot ergernis. Naarmate het boek vordert wint de ergernis, die voornamelijk voortkomt uit stilistische mankementen in mijn ogen. De plot of het sujet vind ik intrigerend en goed.

 

Om als homoseksueel toch aan de voortplantingsbestemming gehoor te kunnen geven, houdt dat de uiterste consequentie in: "Misschien hadden ze elkaar met de dood bevrucht". De dood als mystiek lichaam, meer nog dan de baarmoeder, dat idee spreekt mij wel aan. (Het boek krijgt natuurlijk een wrang reliëf door de dood van Frans Kellendonk, nog niet zo lang geleden.)


In die hoek voornamelijk ligt mijn bewondering voor dat boek. Het wil iets zeggen dat ik als een integer doel ervaar. Daarnaast zijn er een aantal juweeltjes van beelden, en gedachten, zoals, "Geld hééft ook geen waarde (...) evenmin als een koortsgrafiek temperatuur heeft". Of, "soms sprak ook hij in de derde persoon over zichzelf, het voorrecht van kleuters en de groten der aarde". Eén van de allermooiste beelden uit het boek vind ik waar Prul aan haar broer vertelt van een droom die ze had, waarin ze een kindje vasthoudt, dat schoongewassen en gelaafd wordt door haar tranen. Als ze ziet dat het kind opleeft, stoppen haar tranen en verschrompelt de baby weer. En dan staat er, "Ik wist dat mijn verdriet nooit groot genoeg zou zijn om het in leven te houden". Een 'umwertung aller Werte', die zeer raak is geformuleerd zodat hij waar wordt. Tot slot nog één beeld dat gewoonweg dwingt tot schoonheidservaring. Over die liefde van de twee mannen waaruit niets kan voortkomen: "(..) dat er in een aan de tijd ontstegen bovenwereld, waar schoonheid waarheid is en omgekeerd, een eeuwige vaas zou bestaan die van een hemelse balustrade in dit hiernumaals was gevallen, en dat zij van die vaas twee tijdelijke scherven waren. De meeste mensen hadden geen idee van die vaas, maar zij tweeën hadden scherpe kantjes die precies in elkaar pasten en konden er samen deel aan hebben. Ze konden hier al een beetje in de hemel leven, als het ware." Dit soort proza is een verrijking van de Nederlandstalige literatuur.

 

Ook de vele verwijzingen naar Godsdienst-soorten vond ik boeiend. Maar naarmate het verhaal vorderde begonnen een aantal stijlfiguren en maniertjes mij op te vallen en te irriteren. Hoewel ik de stijl toch al verre van natuurlijk vond in het begin - waar ik meestal wel voor ben -, begon ik het steeds geforceerder te vinden en werd het boek kouder en ziellozer. Het werd steeds meer 'maakwerk', in een taal die steeds zwaarder werd van overbodigheden en klodders. Op p. 173 was mijn ergernis blijkbaar zo groot geworden dat ik navolgende zin dik onderstreepte en triomfantelijk in de kantlijn noteerde, "precies!" Namelijk, "Overbodigheid baart plagen".


Beter had ik mijn bezwaar tegen dit boek niet kunnen verwoorden. Voorbeelden. Als de vriend van Broer een laatste spuit morfine toegediend heeft gekregen staat er, "De jongen had hoogst verbaasd gekeken toen hij eindelijk werd weggedragen in Morfines armen". Weggedragen in morfines armen, gewoon doodgaan is er niet meer bij. Het is een overdadigheid waaruit een al te naarstig betrachtte verhevenheid moet klinken, die mij opstandig maakt. Ander voorbeeld. "Een geeuw werd tussen zijn kaken vermorzeld." In de marge schrijf ik hierbij, "Wat zou het een verademing zijn als hier nu stond: 'Hij geeuwde' en meer niet". Jeroen Brouwers zou dit noemen 'Onmachtig stoplappenproza'. Daar ben ik het mee eens. Het is natuurlijk niet zo dat deze ene zin verkeerd is, nee, hij wordt dat, omdat geen enkele zin in dit boek eens die onophoudelijke woordkunstenarij loslaat. Dat is vermoeiend en volstrekt functieloos. De schoonheid bestaat enkel als het in mate kan afsteken bij de middelmatigheid. Tien mooie zinnen achter elkaar maakt tien middelmatige zinnen.

 

Kortom, het is een kwestie van dosering en Frans Kellendonk is daar in dit boek met een grote boog omheen gelopen.