Mann, Thomas - Roem en verliefdheid. Dagboeken 1949 - 1955

Het laatste deel van de in het Nederlands vertaalde selectie van de Duitse schrijver Thomas Mann. Diens dagboekstijl is wat slordig en bondig, maar het biedt heel goed inzicht in de laatste jaren van deze bijzondere schrijver.

 

Er komt een beeld uit naar voren van een overgevoelige, ziekelijke, sombere en verwende heer die een haarscherp inzicht heeft in het politieke pandemonium van zijn tijd en wiens literaire arbeid hemzelf doorgaans weinig kan bekoren.

 

Iemand die in zijn laatste levensjaren overladen werd door eerbetuigingen, prijzen en lof. De oude heer ervaart nog een keer een hevige homo-erotische verliefdheid in het jaar 1950. ‘Nog eenmaal dus dit, nog eenmaal de liefde, het gegrepen zijn door een mens, het diepe verlangen naar hem – sinds 25 jaar was het er niet en moest me nog eenmaal overkomen.’ (p.75) 

 

Over zijn werk is hij doorgaans somber, vooral omdat hij in de memoires van Felix Krull weinig geloof en waarde hecht. ‘Alles wat ik weet is dat ik absoluut iets te doen, de binding aan een werk en een levenstaak moet hebben.’ (p.108) Een groot project zal de hoogbejaarde man niet meer ondernemen. 

 

Een zinnetje zoals ik bij Paul de Wispelaere ook wel eens tegenkom:

De poedel ‘sloop ’s middags schuw naar mijn werkkamer, legde kop en poten op me, en we hadden een lang en treurig tweegesprek.’ (p.124)

 

Omtrent zijn aanstaande sterven had Mann geen enkele illusie: ‘Alles is begonnen en zal ophouden, het zal als voorheen ruimte- en tijdloos niets zijn. (..) Hoe en wanneer trad in het niets de eerste trilling van het zijn op?’ (p.161)

 

‘Dit vreemde leven. Spoedig is het voorbij en zal nooit weer geleefd worden.’ (p.232)

 

Het is indrukwekkend deze dagboeken te lezen. 

 

Gelezen: juli 2009