McIntosh, Alastair - Poacher's Pilgrimage. An Island Journey

Sommige boeken komen op de meest onwaarschijnlijke manier op je weg. Dit boek van Alastair McIntosh was nooit op mijn radar verschenen, als ik niet afgelopen maart naar Schotland was geweest. Voor de roman waar ik momenteel aan werk, moest ik enkele plekken op het eiland Lewis/Harris (de Buiten-Hebriden) bezoeken. In de B&B waar ik verbleef, was de eigenaresse meer dan behulpzaam in het bieden van informatie. Zo attendeerde ze mij op dit boek. Een gesigneerd exemplaar stond in een informatiekast in de lobby van haar B&B. De moeder van de schrijver is haar buurvrouw, dus de bron was heel dichtbij. Het is een boek dat mij een schat aan informatie brengt voor mijn eigen verhaal. 

 

In 2009 maakte McIntosh een pelgrimage over het eiland waar hij als kind opgroeide. Tijdens zijn wandeling wil hij het 'poachen' eren, dus hij heeft een hengel bij zich om af en toe een vis te verschalken. Na zijn wandeltocht had hij zeven jaar nodig om tot dit boek te komen.

Als kleine jongen van vier verhuisde hij in 1960 met zijn ouders naar het plaatsje Leurbost op Lewis, waar zijn vader een huisartspraktijk overnam. Sinds hij zijn vleugels uitsloeg, heeft McIntosh, ‘de zoon van de dokter’, niet meer op het eiland gewoond. Enkele jaren voordat hij deze wandeltocht aanvangt voelde hij de ‘winnowing call’ van het eiland. 

 

“Felt it tugging, like an umbilical cord that ran beneath the sea.”

 

Zijn concrete doel is drieledig: 1) het bezoeken van de ‘bothan’, de bijenkorf-hutjes van op elkaar gestapelde stenen die over het hele eiland te vinden zijn en waarvan eigenlijk niemand weet hoe oud ze zijn en welke functie ze hadden (net als de prehistorische stenencirkels waar het eiland rijk mee is bezaaid), 2) het vinden van oude putten die volgens de overlevering geneeskrachtige werking hebben en 3) het bekijken van oude ‘tempels’; eeuwenoude begraafplaatsen die door niemand meer worden onderhouden. Alles wat er verder in zijn hoofd omgaat terwijl zijn benen de meters weg stappen, is dan mooi meegenomen.

 

Hij begint in Rodel, het meest zuidelijke puntje van Harris en voor zijn wandeling (“Only sixty miles as the crow flies, maybe double that with all the meanders…”) heeft hij twaalf dagen uitgetrokken. Veel van zijn wandelroute – zolang deze over gebaande paden gaat – heb ik zelf kunnen bekijken. Zijn zoektocht heeft ook een spirituele achtergrond, waar hij op Lewis ruimschoots inspiratie voor vindt. Veelvuldig dwalen zijn gedachten af naar de leefwijze van de mensen op het eiland, naar religieuze vraagstukken en observaties, naar zijn jeugd en naar de geschiedenis van het eiland. Het boek is een bijzonder diepgaande kennismaking met Lewis/Harris bezien vanuit het heden met een doorgrondelijke blik naar het verleden. Het echte eilandleven wordt werkelijkheid. 

 

Hoewel het een sterk intellectueel boek is – te pas en te onpas citeert McIntosh uit poëzie of uit de canon van literatuur – en hoewel zijn taal hogeschool-Engels vereist, is het boek een juweel. Zijn overdenkingen zijn vrijwel alle zeer de moeite waard, en zetten ook mij aan tot het nadenken over bepaalde zaken. Zijn theologische verhandelingen – Lewis/Harris is een streng religieus eiland, gestoeld op het calvinisme – hadden voor mij iets minder uitvoerig gemogen. De werkelijke betekenis van het kruis, in hoeverre het christendom nu wel of niet een geweldloos geloof is of zou moeten zijn. Tja, boeiend allemaal, maar hierbij zakte ik regelmatig van het puntje van mijn stoel weer terug naar de rugleuning. (Zelf is McIntosh een Quaker, een ondogmatische op de christelijke traditie gestoelde geloofsrichting waarmee ik wel kan relateren.)

Ook het herhaaldelijk uitspitten van het Gaelic had van mij iets minder gemogen. Niet dat deze oude taal niet boeiend zou zijn, integendeel, maar de dosering is af en toe zoek. Dat het Gaelic 70 verschillende termen heeft om genegenheid te uiten, vind ik boeiende informatie, maar spelwijze en uitspraak en achtergrond van de talloze plaatsen, tempels, bothan, heuvels, bergen, putten en grasveldjes hoeft niet echt voor mij. 

 

Boeiender vind ik het vraagstuk of je oorlogen nu het beste geweldloos of met geweld kunt bestrijden. Die overdenking begint McIntosh als volgt:

“I’ll maybe start by acknowledging that, so far, nobody has managed to rid the world of war with nonviolence. But neither so, with violence.” 

Of het onderscheid tussen 'Mythos' en 'Logos' en hoe beide elkaar kunnen versterken of juist ontkrachten. 

Of wat er waar is van de ‘fearies’ waar Lewis/Harris dicht mee bevolkt is, en of ‘waar’ of ‘niet-waar’ er eigenlijk wel toe doet. 

“The time to feed the faeries… is when the rain is still raining, and the sun is beginning to shine.”

Dat zijn onderwerpen waarmee je mij op dat puntje van de stoel houdt.

 

In zijn bloemrijke taal en dan met name bij de beschrijvingen van het bijna paradijselijk mooie landschap creëert hij parels:

“We were stalked by rainbows of most startling iridescence…”

“The heather is weighed down with dew, as if with tiny fruits, and every stem of grass stoops pregnant with a beady sheen.”

In de kantlijn van mijn exemplaar van dit boek staat regelmatig ‘mooi’ geschreven, maar om iets te citeren moet ik de context van dat citaat erbij voegen om de volledige breedte en diepte van de schoonheid over te dragen. Dat voert te ver. Het is niet een boek dat zich gemakkelijk laat navertellen. 

 

Niet alleen zijn taal, maar ook zijn levenshouding en dan met name het respect voor andersdenkenden, maakt McIntosh een boeiend auteur. Hij spreekt tijdens zijn wandeltocht met veel eilanders – velen kent hij nog uit zijn jeugd – en onvermijdelijk komen geloof, religie en spiritualiteit ter sprake. Zijn gesprekspartners zijn atheïst, streng presbyterian, of volledig spiritueel georiënteerd. Hij praat met hen op gelijkwaardig niveau zonder enige vorm van oordeel. Dat is mooi. 

De wijze waarop de atheïst overigens zijn zienswijze uit, is ook grappig: “.. . in a sticker on his car. The fish symbol of early Christianity is sprouting legs. It sports the caption: Darwin.”

 

De ene overdenking volgt de andere razendsnel op en ze lijken ‘at random’ in hem op te komen, maar zoals de auteur in het begin al aangeeft: “There’s method in the madness.” En dat klopt. Het boek staat als een huis en zit ingenieus in elkaar. Het verwondert mij niet dat er zeven jaar werk in zit. Je moet als lezer alleen wel je kop erbij houden, want een term op pagina 43 kan in een ander verband terugkeren op pagina 215, maar heeft toch betrekking op het eerdere gebruik.

 

Gelezen: maart/april 2019