Murakami, Haruki - Ten zuiden van de grens

Dit boek is ontstaan uit min of meer overtollig materiaal van De opwindvogelkronieken. Enkele reminiscenties aan deze grote en grootse roman zijn blijven hangen, zoals de verzuchting van hoofdpersoon Hajime, dat het na de lagere school was ‘alsof ik op de bodem van een put leefde’. Ook komt zijdelings het grensconflict tussen China en Vietnam ter sprake.

Ten zuiden van de grens is een prachtig liefdesverhaal tussen twee jeugdvrienden, Hajime en Shimamoto. Ze verliezen elkaar vanwege verhuizing op jeugdige leeftijd uit het oog en de lezer volgt hoe Hajime zijn leven vervolgens vormgeeft. In zijn gedachten is Shimamoto altijd wel ergens aanwezig.

Op nog jonge leeftijd heeft hij een relatie met Izumi. Een meisje van wie hij houdt. Ten aanzien van de seksuele daad vraagt ze hem geduld te hebben. Dat wil hij wel, maar een onweerstaanbare, bijna dierlijke aantrekkingskracht tot de nicht van Izumi, wordt hem toch te machtig. Hij bedriegt Izumi, die hem dat niet kan vergeven. Ondanks zijn belofte dat hij haar nooit pijn zou doen, heeft hij juist dat gedaan. Hij ziet dat als een slechte kant van zichzelf. Het besef is sterk aanwezig dat hij door Izumi te kwetsen ook zichzelf pijn heeft gedaan. ‘Ik heb mezelf een diepe wond toegebracht, veel dieper dan ik zelf op dat moment voelde.’

Jaren later ontmoet hij Yukiko, de vrouw van wie hij oprecht houdt en met wie hij trouwt. Maatschappelijk slaagt hij heel aardig als café-eigenaar. Maar altijd blijft er de herinnering aan de pure en bijna symbiotische relatie met Shimamoto. Als hij in de stad een vrouw ziet die op dezelfde manier met haar been sleept als zijn jeugdvriendin, achtervolgt hij haar. Die achtervolging eindigt op een typische Murakami-bizarre manier.

Op een avond zit er een ongelooflijk mooie vrouw in zijn jazz-café, alleen. Als ze hem aanspreekt, blijkt het Shimamoto te zijn. Hij had haar niet eens herkend. Haar verleden en huidige omstandigheden blijven in mysterieuze nevelen gehuld en Hajime vraagt er op haar nadrukkelijke verzoek niet naar. Hij kan haar telefonisch niet bereiken en af en toe verdwijnt ze weken- of maandenlang van het toneel, om vervolgens zonder uitleg weer in zijn café te verschijnen.

Deze liefde is zo groot en laait wederzijds weer zo hoog op, dat Hajime zonder aarzeling bereid is ook zijn vrouw Yukiko pijn te doen. Noem het het menselijk tekort.

Dit liefdesverhaal barst uit zijn voegen van inzicht, schoonheid en tederheid. Getuige deze woorden die de volwassen Hajime richt tegen Shimamoto: ‘Als ik naar je kijk, heb ik zo nu en dan het gevoel dat ik naar een verre ster kijk. Hij ziet er heel helder uit. Maar het is licht dat wie weet hoeveel lichtjaren geleden is uitgezonden. Misschien is het wel het licht van een hemellichaam dat niet meer bestaat. Maar toch ziet het er soms echter uit dan wat dat ook.’

Er zijn indrukwekkend mooie scènes, zoals de reis die Shimamoto en Hajime ondernemen naar een verre rivier, waar zij de as van haar overleden baby in uitstrooit. Zij wijdt daar niet verder over uit, zoals ze eigenlijk helemaal niets vertelt van haar leven. Tegen het slot van het boek brengen Hajime en Shimamoto voor het eerst van hun leven de nacht met elkaar door. Tot dan toe was hun relatie kuis gebleven. Het zal direct hun laatste contact zijn. In zekere zin behoedt Shimamoto hem ervoor zijn Yukiko en daarmee zichzelf een diepe wond toe te brengen.

Een prachtig, filosofisch, romantisch en betekenisvol boek, zoals ik ze eigenlijk alleen ken van de oude meester Isaac Bashevis Singer (Shosha en Enemies, a Love Story).

Gelezen: mei 2011
Waardering: 8/10