Otterspeer, Willem - De mislukkingskunstenaar. Willem Frederik Hermans. Biografie, deel 1 1921-1952

Het beschrijven van een biografie, mondt bijna altijd uit in een observatie omtrent het beschreven leven, in plaats van dat de biograaf op zijn merites wordt beoordeeld. Het is bijna onvermijdelijk, maar voordat ik in diezelfde valkuil spring, kan ik wel iets over Otterspeer als biograaf van Hermans zeggen. 

 

Een van de zaken die mij in het begin nogal stoorde was de schaamteloze verering voor Hermans als schrijver. Regelmatig meent Otterspeer de lezer ervan te moeten doordringen dat zijn object toch ‘Nederlands grootste schrijver’ is. Dergelijke waardeoordelen storen mij. Ook bezondigt de schrijver zich af en toe aan al te evidente pogingen literair te willen schrijven: “(…) de regering die radeloos was, het volk dat redeloos, het land dat reddeloos was (…)”.

 

Ook laat hij de lezer die onbekend is met de gebeurtenissen uit het leven van Hermans een enkele keer aan het einde van een hoofdstuk verloren achter. Zo beschrijft hij vlak voor het derde deel, dat over de oorlog gaat, dat de zus van Hermans Corry op jonge leeftijd om het leven kwam, maar hij vertelt niet hoe. Dat hij daar in de loop van het volgende hoofdstuk uitvoerig op terugkomt, doet daar niet aan af. Ook gebruikt Otterspeer enkele metaforen – netten wijder werpen – iets te vaak. Sowieso wordt er regelmatig herhaald, wat mijns inziens niet nodig is.

 

Dit alles gezegd zijnde, wil ik vanaf hier alleen nog maar de loftrompet steken. Otterspeer is – voor zover ik dat natuurlijk kan beoordelen – echt in de psyche doorgedrongen van W.F. Hermans, deze onnavolgbare mens. Zo is onder veel meer zijn beschrijving van de angst die de sfeer bepaalde van het milieu waarbinnen Hermans opgroeide, erg sterk: “Angst was misschien wel in letterlijke zin het vruchtwater waarin Hermans geboren werd (…). Niets mocht, alles was eng”. Ook de onmogelijkheid om om te gaan met Hermans wordt door zijn biograaf heel goed beschreven en verklaard. Hermans was een buitengewoon hautaine betweter, die in een volstrekt gesloten bolwerk van zijn eigen gelijk vertoefde. In een brief beschrijft Hermans op inzichtelijke wijze zijn eigen karakter. “Doordat ik een vrij geïsoleerde jeugd heb gehad, werd dat (EL: het gevoel van superioriteit) enorm versterkt. Ik kan wel zeggen dat ik orgieën van superioriteitswaan heb gehad. Je kunt ook zeggen: gecompenseerde minderwaardigheidsgevoelens.”

 

Zijn voortdurende polemiek met alles en iedereen zie ik prachtig geïllustreerd in de zin “Baatzuchtige vriendschappen resulteerden in voddige literatuur.” In de hele biografie komt duidelijk naar voren dat Hermans schrijven beschouwde als een totalitaire activiteit. De schrijver, zo illustreert Otterspeer, “was iemand die zijn publiek kastijdde en het geen moment de gelegenheid wilde geven zich beter voor te stellen dan de personages van de roman. Een schrijver was iemand zonder vrienden. (…) Het kwam eropaan voor 100 procent schrijver te zijn.”

 

Het is prachtig dat er in een tijd van vermeende ontlezing nog biografieën (Otterspeer, Maas) verschijnen van dit kaliber. Het stemt de boekenminnaar in mij hoopvol.

 

Gelezen: december 2013