Dit is het elfde boek van deze auteur dat ik lees. Hoewel het thriller-genre mij steeds minder weet te verrassen, weet de verhalenverteller Rollins mij nog steeds te boeien. Ook The Doomsday Key is weer een verhaal dat aanzet tot nadenken. Over de geschiedenis; de mogelijkheid dat de oude Egyptenaren de ‘early settlers’ zijn op Groot Brittannië, en dat zij de bouwers zijn van de onbegrijpelijke neolithische stenencirkels. Over de betekenis en oorsprong van de raadselachtige zwarte Madonna's over de hele wereld. Over de overbevolking, het daaraan gekoppelde voedselprobleem en het twijfelachtige imago van genetische manipulatie van voedsel. Over het goede en kwade in de mens.
Het verhaal gaat in het kort over een bijzonder en dodelijk virus dat wordt ontdekt in een oud graf in de turfvelden van het Engelse Lake District. Het schijnt dat het zogeheten Domesday Book uit de elfde eeuw hier al over rapporteert. Een wereldwijde organisatie gespecialiseerd in genetische gemanipuleerd voedsel, heeft dit virus in het DNA van een nieuw soort maïs weten te manipuleren. Dit nieuwe maïs wordt al verbouwd in sommige delen van de wereld, met als doel de wereldbevolking te decimeren.
Grayson Pierce en zijn team van Sigma Force raken betrokken bij een zoektocht naar de genezing van dit virus, de zogenaamde Doomsday Key. Wat dit is en waar ze het kunnen vinden, weten ze niet. Het brengt ze onder meer naar de massaopslag van zaden op Svalbard, een enorm eiland vlak onder de Noordpool. Deze opslag wordt ook wel de ‘Doomsday Vault’ genoemd. Ook vinden ze allerlei historisch materiaal op het Britse eiland Bardsey, vlak voor de kust van Wales. Dit eiland zou het legendarische Avalon zijn, waar de graven van Arthur en Merlin zouden liggen. De apotheose van het verhaal vindt plaats in de abdijresten van Clairveaux in Frankrijk, met een Indiana Jones-achtige finale.
Het mooie aan Rollins’ verhalen is, dat de plaatsen waar de handeling zich afspeelt en de historische achtergronden werkelijk bestaan. Ook nemen zijn verhalen geen onwaarschijnlijke wendingen, zoals in veel thrillers het geval. Natuurlijk ontsnappen zijn helden uit praktische onmogelijke situaties, maar nergens draait het verhaal 180 graden. Gedurende de avonturen zijn er ook hints die de oplettende lezers laten weten wie eventueel een dubbelspion is en of bepaalde claims al dan niet zijn gelogen.
Rollins’ schrijfstijl is niet al te flamboyant, maar alles is to the point en hier en daar hanteert hij ontzettend rake metaforen. Zo is de spierbundel Kowalski, die sowieso de vrolijke noot binnen het team van Gray verzorgt, blij verrast als hij in het Lake District ergens een winkeltje met teddyberen aantreft. Hij roept "'Hey, lookit all the bears...' His voice had a wistful note to it, a tone as incongruous as a bull suddenly singing an aria.” Op Svalbard vindt een vuurgevecht plaats terwijl er een zware sneeuwstorm woedt. Rollins omschrijft deze chaos als volgt: “It was like being trapped in a snow globe that someone had tossed into a paint shaker.” Heerlijk.
Gelukkig is Rollins een veelschrijver, zodat ik nooit lang op het volgende boek hoef te wachten.
Gelezen: januari 2012