Thucydides - Pericles' Grafrede

Reeds aan het begin van dit boek drong het tot mij door dat de grafrede van Pericles deel uitmaakt van het volledige boek van Thucydides over de Peloponnesische oorlog. Je kunt nu eenmaal niet alles weten.

Dat boek, in de vertaling van Leo Lewin, ligt bovenop mijn stapel nog te lezen werken. Desondanks heb ik deze uitgave in de vertaling van Jeroen Bons uitgelezen, en ik ben blij dat ik dat heb gedaan. Het blijkt namelijk een perfecte inleiding tot het volledige werk, dankzij het essay van David Rijser dat als nawoord in deze uitgave staat.

De inleiding van de vertaler tot het fragment, is zonder meer competent. Hij legt uit dat het thema oorlog wordt bezien vanuit het perspectief van de klassieke geschiedschrijver Thucydides. Volgens hem is er één grote constante werkzaam in de geschiedenis: de menselijke natuur. Die natuur bestaat eruit dat de mens wil 'heersen over wat terugwijkt' en dat hij 'zich wil verzetten tegen wat aanvalt.'

In zijn volledige Historiën beschrijft Thudydides uit de eerste hand de oorlog tussen Athene en Sparta, die woedde tussen 431 en 404 vC. De hier uitgelichte grafrede houdt legerleider Pericles aan het begin van de oorlog. De rede zelf is prachtig. Wereldberoemd en te pas en te onpas geciteerd door wereldleiders van toen en van nu. Mooi vind ik bijvoorbeeld het gebruik dat er tussen de kisten van de gevallen soldaten één lege baar wordt meegedragen: 'afgedekt met een lijkdoek, voor de vermisten die bij het bergen en verbranden van de lichamen niet zijn gevonden'.

 

Los van het betonen van eer aan hen die hun leven gaven voor hun stad, heeft de grafrede toch vooral retorische en didactische bedoelingen. Namelijk: het inspreken van moed en het overbrengen van de overtuiging van de rechtvaardigheid van hun strijd. Pericles prijst Athene en haar inwoners de Olympus in.

Het 'nil nisi bene', deed zeker ook in het oude Griekenland opgeld. En Pericles rechtvaardigt dat hij de doden ook in zijn toespraak alle lof toezwaait: 'Deze mannen mogen in andere opzichten hun tekortkomingen hebben gehad, het is niet meer dan rechtvaardig dat wij hun heldenmoed in de strijd ter verdediging van ons vaderland op de voorgrond stellen.' En uiteraard zijn er de nodige wijze woorden: 'Wat pijn doet is niet het gemis van een goed dat men nooit gekend heeft, maar te worden beroofd van waaraan men gewend was.' Of om het in de onnavolgbaar mooie verzen van Neil Peart (drummer van Rush) te zeggen, 'For you, the blind who once could see/The bell tolls for thee...'

Het uitvoerige essay 'Pericles' gebed' van David Rijser vormt voor mij toch het hoofdbestanddeel van deze uitgave, hoe vreemd dat misschien ook mag klinken. Het stuk zet zeer goed lees- en navolgbaar uiteen welk belang het werk van Thucydides heeft, in vergelijking met bijvoorbeeld Herodotes of zelfs Homerus. Het zet de lezer ertoe aan het hele werk te gaan lezen.

Duidelijk is dat Thucydides zich geen illusies maakt over dat de mens zal leren van zijn eigen fouten. Het menselijk tekort zal de leidraad blijven aan de hand waarvan onze geschiedenis wordt geschreven. Zoals ook het democratische ideaal een mythe zal blijven, vanwege datzelfde menselijke tekort.

Ik raad allen die van zins zijn de Geschiedenis van de Peloponnesische oorlog door Thucydides te lezen, aan zich eerst door dit prachtige essay te laten bij schijnen.

Gelezen: augustus 2011
Waardering: 7½/10