Vonnegut, Kurt - Breakfast of Champions

Een behoorlijk bizar boek van Kurt Vonnegut. Ik heb mij aan het lezen van 's mans gehele oeuvre gezet. Wat dit boek betreft, twijfel ik tussen enthousiasme en irritatie. Feit blijft dat dit boek uit 1973 het hele concept van het genre roman behoorlijk overhoop gooit. Ik ga een poging doen om in deze leeservaring recht te doen aan dit boek.

 

Het boek wordt ingeleid door ene Philboyd Studge, de 'ik' en alter ego van Kurt Vonnegut. Hij vertelt vanaf hoofdstuk 1 het volgende verhaal:

Kilgore Trout - de volstrekt onbekend gebleven schrijver van vele science fiction boeken - wordt tot zijn eigen verbijstering uitgenodigd als eregast van het kunstfestival in Midland City. Zijn reis naar deze stad, waar je nog niet dood gevonden zou willen worden, wordt uitvoerig beschreven. Parallel wordt het tweede verhaal verteld van de rijke zakenman Dwayne Hoover, die steeds verder van het geestelijke padje afraakt. Aan het slot ontmoeten de twee mannen elkaar, wat tot een climax leidt, hoewel dat bij Vonnegut eerder een anti-climax is.

 

Naast deze twee hoofdlijnen beschrijft het boek ook diverse andere karakters, die door een ogenschijnlijk onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden een rol spelen in de twee hoofdverhalen. Door het hele boek heen worden vele romans en verhalen van Trout samengevat, met de meest idiote plots. 

 

Studge/Vonnegut vertelt het verhaal op een bijna kinderlijke manier, alsof hij de menselijke gebruiken op aarde moet duiden voor aliens. Het boek is gelardeerd met illustraties van de meest onbenullige zaken, te beginnen met een schematische tekening van een 'asshole' (zie hieronder). Op zijn herkenbare sarcastische manier veegt Vonnegut de vloer aan met de schijterige moraal van de mens tegenover zaken als seks en godsdienst. Ook laat hij weinig heel van het grote Amerika en de voorliefde voor racisme, oorlog en geweld van deze en andere naties. Zo vertelt hij over de Thomas Jefferson highschool in Ohio waar Kilgore Trout op zat:

"His high school was named after a slave owner who was one of the world's greatest theoreticans on the subject of human liberty."

Zo vlijmscherp! Of deze dan over het wapenbezit in de USA:

"In Dwayne's part of the planet, anybody who wanted one could get one down at his local hardware store. Policemen all had them. So did the criminals. So did the people caught in between. (...) And so on."

 

Een belangrijk thema is vrije wil. Trout spreekt voornamelijk tegen zijn kanariepietje Bill. In gedachten schenkt hij, alsof hij de Genie is uit Alladin, het vogeltje drie wensen. Zijn eerste wens is dat de deur van zijn kooi wordt opengezet. Trout vervult deze wens direct. De tweede wens, het openen van het raam, wordt ook direct vervuld. Direct hierop vliegt het vogeltje terug in zijn kooi, die door Trout weer wordt gesloten.

"That's the most intelligent use of three wishes I ever heard of," he told the bird. "You made sure you'd still have something worth wishing for - to get out of the cage."

Hij wil eigenlijk niet naar het kunstfestival, dus hij wil ook zijn kooi niet uit. Maar zijn vrije wil besluit anders. Met tegenzin sleept Trout zich naar het festival, waar hij van plan is de mensen deelgenoot te maken van zijn doel in het leven: een grafsteen waarop staat: 'Somebody - {Sometime to Sometime} - He Tried' Meer niet. (Zie illustratie hieronder.)

Verderop beschrijft Vonnegut de relatie tussen een pooier en zijn hoeren:

"He was a god to them. He took their free will away from them, which was perfectly all right. They didn't want it anyway. It was as though they had surrendered themselves to Jesus, for instance, so they could live unselfishly en trustingly - except they had surrendered to a pimp instead."

 

Wat dit boek voor mij nog het meest bijzonder maakt, zijn de onmogelijke perspectiefverschuivingen waar Vonnegut zich van bedient. Regelmatig laat hij de 'ik', de schrijver, Philboyd Studge of hijzelf, aan het woord. Niet zozeer als verteller, maar tegen het einde van het boek ook als een personage dat deelneemt aan de handeling. Als Schepper van Kilgore Trout dringt hij zich regelmatig op aan de lezer. Enkele citaten die deze perspectiefgrapjes illustreren:

"I do not know who invented the body bag. I do know who invented Kilgore Trout. I did."  

"I had given him (Trout) a life not worth living, but I had also given him an iron will to live. This was a common combination on the planet Earth."

Studge/Vonnegut heeft van Trout inderdaad een onverbeterlijke pessimist gemaakt. Als een van de chauffeurs met wie hij meelift naar het festival aan hem vraagt of hij getrouwd is, verteld hij dat hij drie keer getrouwd was.

"It was true. Not only that, but each of his wives had been extraordinarily patient and loving and beautiful. Each had been shriveled by his pessimism."

Verderop: "I had come to the Arts Festival incognito. I was there to watch a confrontation between two human beings I had created: Dwayne Hoover and Kilgore Trout."

 

Vonnegut speelt voortdurend met de rol van de schrijver, de schepper van het verhaal, in combinatie met zijn personages. Toch is het alsof hij niet de volledige controle over hen heeft:

"Here was the thing about my control over the characters I created: I could only guide their movements approximately, since they were such big animals."

De vrije wil van zijn personages speelt ook deze Schepper parten. 

De auteur onthult waarom hij naar Midland City is gegaan:

"To be born again. (...) I had come to the conclusion that there was nothing sacred about myself or about any human being, that we were all machines, doomed to collide and collide and collide. (...) This book is being written by a meat machine in cooperation with a machine made of metal and plastic."

 

Met Dwayne Hoover gaat het gaandeweg het verhaal steeds slechter. Dat komt door de 'bad chemicals' in hem. Hij is niet de enige die daar last van heeft, schrijft Studge.

"He had plenty of company throughout all history. In his own lifetime, for instance, the people in a country called Germany were so full of bad chemicals for a while that they actually built factories whose only purpose was to kill people by the millions."

Hoover weet dat het niet goed met hem gaat.

"I've lost my way (...). I need somebody to take me by the hand and lead me out of the woods. (...) I want to hear new things from new people. (...) It's got to be somebody new. (...) The Festival could give me a brand new viewpoint on life!"

Hoover vertrouwt volledig op de komst van Kilgore Trout. Als hun ontmoeting dan eenmaal plaatsvindt, eist Hoover van Trout:

"Give me the message."

Hij pakt diens roman 'Now It Can Be Told':

"Is this it? Is this it?"

Om ervan af te zijn, zegt Trout

"Yes - that's it."

 

Dit boek van Trout vertelt dat het leven een experiment is van de Creator of the Universe. Het was geschreven in de vorm van een lange brief van de Creator of the Universe aan het experimentele wezen (de lezer). In snelvaarttempo leest Hoover het boek, dat begint met de woorden:

`Dear Sir, poor sir, brave sir. You are an experiment by the Creator of the Universe. You are the only creature in the entire Universe who has free will. You are the only one who has to figure out what to do next - and why. Everybody else is a robot, a machine."

Vanuit dit besef, dat hij alleen is met de Creator, en dat alles en iedereen om hem heen machines zijn, slaat Hoover volledig op tilt en begint hij iedereen die voor zijn voeten komt in elkaar te slaan. Tot hij wordt overmeesterd en wordt afgevoerd naar een psychiatrische inrichting.

 

In de epiloog van het boek, arrangeert de verteller een ontmoeting met zijn personage Kilgore Trout. Hij wil hem namelijk iets vertellen. Als ze elkaar eindelijk ontmoeten, spreekt de auteur hem aan:

"Mr. Trout," I said, "I am a novelist, and I created you for use in my books. (...) You're in the middle of a book right now - close to the end of it, actually."

Trout weet totaal niet wat hem overkomt, en kan nauwelijks reageren. De auteur zegt dat hij in het verleden Trouts geest kapot gemaakt heeft, maar dat hij het weer wil herstellen.

"Arise, Mr. Trout, you are free, you are free."

Het enige wat Trout tegen de verdwijnende en niet meer reagerende auteur weet te roepen is:

"Make me young. Make me young. Make me young."

Het laatste beeld is een tekening van de auteur, Vonnegut, uit wiens oog een traan rolt.

 

Een behoorlijk idiote roman, die nu ik het nog eens zo zorgvuldig teruglees, ingenieus in elkaar zit. Tegelijkertijd zit het vol met zoveel absurds, dat het af en toe irriteert. Toch heb ik bewondering voor de schrijver. Zo leest Trout onderweg op een toilet wat iemand op de muur heeft geschreven:

"What is the purpose of life?"

Trout heeft geen schrijfgerei bij zich, maar als hij dat wel had gehad, zou hij eronder hebben geschreven:

"To be

the eyes

and ears

and conscience

of the Creator of the Universe,

you fool."

Erg mooi.

 

Een belangrijke passage in dit boek is waar de verteller het reguliere verhaalvertellen, waarbij het lijkt alsof er orde in de chaos bestaat, hekelt. Hij ziet in dat de massa zich probeert te gedragen zoals de personages in de gewone verhalen.

"They were doing their best to live like people invented in story books. This was the reason Americans shot each other so often. (...) Why were so many Americans treated by their government as though their lives were as disposable as paper facial tissues? Because that was the way authors customarily treated bit-part players in their made-up tales.

And so on.

Once I understood what was making America such a dangerous, unhappy nation of people who had nothing to do with real life, I resolved to shun storytelling. I would write about life."

 

Ja, Vonnegut is een auteur die intrigeert. Hoe absurd sommige onderdelen van deze roman ook mogen voorkomen, er zit toch een soort van noodzakelijkheid in. Alsof het niet anders verteld had kunnen worden.

Verklaringen mag iedere lezer zelf bedenken. De schrijver biedt veel aan ter overdenking, maar een degelijke plattegrond om eenvoudig tot de boodschappen te komen geeft hij er niet bij. En dat bevalt mij eigenlijk wel.

 

Gelezen: oktober 2016