Vugs, Reinold - Tanchelm

In de roerige Middeleeuwen komt de Brugse grafelijk secretaris Galbert in het jaar 1227, in contact met Everwacker. Deze is gewond geraakt tijdens een van de vele twisten die zich in die periode afspeelden. Tijdens zijn ziekbed weet hij Galbert te interesseren voor de figuur van Tanchelm, een van zijn wapenbroeders uit het verleden, met wie hij ook in spiritueel en filosofisch opzicht lange tijd optrok. Tanchelm was een criticaster van de kerk, die min of meer optrad als het geweten van de priester. Tot hij in 1115 door een priester werd vermoord.

Aanvankelijk wil Galbert niets weten van deze figuur, die een bijzonder slechte naam heeft. In die tijd deed je er beter aan je niet te afficheren met figuren die als ketter waren gestigmatiseerd. Maar naarmate Everwacker vordert met zijn verhaal, begrijpt Galbert dat er meer is dan de verhalen die over Tanchelm de ronde doen. Tegen de historische achtergronden van de moord op Karel de Goede en de strijd om het graafschap van het welvarende Brugge, neemt de auteur de lezer op overtuigende wijze mee op een tocht door de vroege twaalfde eeuw.

De heersende algemene opinie over onruststokers als Tanchelm en Abélard wordt bijzonder goed beschreven. Zo laat Galberts vriend Udo zich over deze laatste, filosoof en theoloog, als volgt uit:
“Zijn zogenaamde leer is gebouwd op twijfel, begrijpen stelt hij boven geloven. (…) Die vervloekte Abélard, bloedschennende maagdenrover, vindt dat je eerst moet zien en begrijpen en dan pas kunt geloven.” (p.47)

Dat wat wij tegenwoordig als vrijdenken beschouwen, werd destijds met wortel en tak uitgeroeid. Ook over Tanchelm is deze Udo duidelijk. Als hij zijn naam uitspreekt, maakt hij een kruisteken en noemt zijn volgelingen “blinde vereerders”. Tanchelm heeft hen “meegevoerd op zijn strijd tegen alles wat goed en waarachtig is in deze wereld.” (p.49)

Galbert raakt bijkans geobsedeerd door het verhaal over Tanchelm en tegenover zichzelf durft hij toe te geven dat de Tanchelm die hij leert kennen uit de verhalen van Everwacker, een andere is dan de algemene opinie over hem beweert.
“Zoals hij denkt en voelt, zou ik ook denken en voelen. Verstandig is hij, geen onruststoker of scheurmaker, integendeel.” (p.80)

Hij begrijpt langzamerhand dat ook hij meer een vrijdenker is, dan dat hij thuishoort in het dwangbuis van de clerus. Wanneer hij Everwacker na diens ontslag uit de infirmerie onderdak verleent in zijn huis, komt hem dat op een aantal bedreigingen te staan van Brugse notabelen.

Tanchelm is een erg goed gedocumenteerde roman, die mijns inziens een authentiek beeld weet te schetsen van hoe het er toen, zo lang geleden, in werkelijkheid aan toe ging. Of dan toch, zou hebben kunnen gaan. De schrijfstijl is zorgvuldig, al vond ik nu en dan enigszins onnavolgbare zinnen. Het verhaal heeft nauwelijks een spanningsboog, maar heeft dat ook in het geheel niet nodig. De biografie van Tanchelm, verteld door Everwacker, hield mij zonder enige moeite op het puntje van mijn stoel.

Maar enige kritiek heb ik ook. Vugs heeft zich bijvoorbeeld laten verleiden tot het gebruiken van anachronistische citaten of parafrasen. Enkele voorbeelden:

Everwacker verzucht in het begin de beroemde Nescio-woorden: “Jongens waren we, maar aardige jongens.”

Ik struikelde over de zin: “zelfs de vogels hebben de rust gevonden om hun nest te bouwen”, een moderne weergave van het beroemde Oud-Hollandse vers dat begint als: “Hebban olla uogala nestas hagunnan”.

Boektitels van Gerard Reve worden in een zin genoemd: “(…) een last op weg naar het einde, nader tot U.”

Bij de belegering van Antiochië tijdens de eerste kruistocht, legt Vugs een anonieme bisschop de beruchte woorden van Arnaud Amaury, abt van Citaux, in de mond: “Dood hen allen, God zal de zijnen wel herkennen.”

De beroemdste regel van J.C. Bloem “Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij” wordt geparafraseerd.

Dit veelvuldig ‘lenen’ van woorden uit de literatuur of de geschiedenis, doet afbreuk aan de kracht van deze roman. Het is ‘spielerei’ die wie het herkent op onprettige wijze uit het verhaal, uit het perspectief en uit de tijd sleurt. Vugs heeft het niet nodig om zijn verhaal kracht bij te zetten. Hij beschikt over ruimschoots voldoende eigen woorden om dat overtuigend op papier te zetten. Eruditie hoeft hij ook niet tentoon te spreiden, dat blijkt wel voldoende uit zijn historische weergave.

Ook suggereert Vugs in zijn verhaal dat Tanchelm de theorie aanhing dat Jezus getrouwd zou zijn geweest met Maria Magdalena en een man was van vlees en bloed. Hij zou zelfs rollen hebben verkregen van haar evangelie. Dat lijkt mij, om het maar eens op zijn Engels te zeggen, nogal ‘far fetched’. De hele molen van theorieën die zeggen dat Jezus’ hemelvaart door het concilie in Nicea is bekokstoofd, en dat hij nakomelingen van Maria Magdalena zou hebben, komt toch echt heel veel later op gang. Volgens mij zelfs ruim na de vondst van de dode zeerollen in Qumran en andere gnostische geschriften nabij Nag Hammadi.

Maar goed, ook perfectie verveelt op den duur. Daarom luidt mijn conclusie dat Tanchelm een prachtige roman is, met veel diepgang, mooie taal en een geloofwaardig tijdsbeeld. Op de eerste pagina van het boek vermeldt Vugs dat Karel de Goede opgroeide “in wijsheid, kracht en schoonheid”. Drie begrippen die een belangrijke rol spelen in de hedendaagse Vrijmetselarij, een broederschap gestoeld op het vrije denken. En ieder boek dat het vrijdenken zo subtiel en stijlvol promoot, heeft mijn volledige sympathie.

Gelezen: september 2010
Waardering: 8/10

In het verlengde van deze bespreking wil ik eenieder wijzen op een andere puntgave historische roman die zich afspeelt in het Brugge van de 15de eeuw: Het lied van de houtduif van Jacques Kruithof. Al enige tijd zeer ten onrechte niet meer in druk verkrijgbaar.