Correspondence between Richard Wagner and Franz Liszt

Een pittig boek dat enig doorzettingsvermogen vergt. Uit de correspondentie komt heel duidelijk een beeld naar voren van Wagner als een onmogelijk mens, maar wel iemand die het weet van zichzelf en er zich ook uitputtend voor verontschuldigt.

 

Dat doet niets af aan het verwerpelijke karakter dat de man had. Nauwelijks enige aarzeling omtrent het eigen genie (op een keiharde quote na, waarin Wagner lamenteert dat hij minderwaardige rotzooi voortbrengt) en daar concludeert hij uit dat de wereld hem in de armen moet sluiten, voor hem moet zorgen opdat hij zijn kunst kan maken. Achteraf kunnen we wensen dat de wereld het maar had gedaan, maar ten tijde zelf is dat op zijn minst nogal egoïstisch.

 

Over zijn rol als creator schrijft hij mooie dingen. Zoals op pagina 170: ‘I become more and more convinced that people like us must always be uncomfortable, expect in the moments, hours and days of productive excitement’ Een genie met een onvoorstelbare diepgang, wat ook in zijn meer filosofische brieven naar voren komt. Maar verder een jankend klein kind, verwend, melodramatisch en uit op effectbejag. 

 

Een overeenkomst met bijvoorbeeld Gustav Mahler iets verderop in de tijd, is de absolute stilte die voor hen vereist is om tot hun kunst te kunnen komen. Wonderlijk eigenlijk, dat een componist uitsluitend zijn eigen innerlijke gezang kan horen als het om hem heen volledig stil is. Daar zit iets tegenstrijdigs in. 

 

Gelezen: augustus 2008