Winn, Raynor - The Salt Path

Omdat in mijn tweede roman – die ik nog dit jaar (2019) hoop te voltooien – veel wandelingen langs de kust worden gemaakt, attendeerde een vriendin mij op dit boek van Raynor Winn. Het pelgrimsverhaal van Paulo Coelho (De pelgrimstocht naar Santiago) vond ik weliswaar een rijk boek, maar ik miste daar het aardse, een vleugje humor op zijn minst. In dat boek gaat helemaal alles uitsluitend en alleen over leren, zoeken, begrijpen, inzien enzovoort. Deze pelgrimstocht van Raynor Winn is alleen al vanwege de omstandigheden waarin de schrijfster en haar man, Moth, hem maken, heel anders van toon. Het is eerlijk, open, cynisch, humoristisch, maar bovenal: mooi. Nergens 'leert' de schrijfster de lezer iets. Als je er al iets van wilt leren, mag je dat helemaal zelf bepalen.

 

Omdat dit weer een onvervalste parel is (de tweede al in korte tijd), besteed ik wat meer aandacht aan de inhoud. Die spreekt eigenlijk voor zich. Voor wie het boek nog wil lezen: 'spoiler alert!'

 

Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden en de rechtszaak die van iemand van wie ze dachten dat hij een vriend was tegen hen aanspant, raken Raynor Winn en Moth ten onrechte alles kwijt. Hun geld, hun boerderij in Wales en daarmee hun bron van inkomsten. Na drie jaar van rechtszaken vindt Raynor eindelijk het bewijs op papier dat zij niet aansprakelijk zijn voor wat hun vriend hen ten laste legt. Maar, omdat het niet volgens de juiste procedure is ingebracht, wordt het in de allerlaatste rechtszitting niet als bewijs toegelaten. Als klap op de vuurpijl krijgt Moth de diagnose CBD (corticobasal degeneration), een zeldzame chronische hersenziekte. Al jaren kampt hij met pijnlijke schouders, wat alleen maar erger wordt. De prognose is dat hij nog zes jaar te leven heeft vanaf het begin van de ziekte, en hij heeft al ongeveer zes jaar klachten. Raynor (Ray) kan de diagnose niet accepteren: 

 

“You can’t be ill. I still love you.”

 

Als het echtpaar, dat al 32 jaar onafscheidelijk samen is, voor op de deur beukende deurwaarders onder de trap van hun boerderij schuilen, valt het oog van Ray op een boek over de South West Coast Path (in het meest zuidwestelijke puntje van Engeland). Ze stelt voor om gewoon te gaan lopen met elkaar. De totale lengte van het pad, 630 mijl (ruim 1000 kilometer), schrikt hen niet af. 

 

“(…) we could walk slowly, put one foot in front of the other and just follow the map. I desperately needed a map, something to show me the way.” 

 

Ondanks de ziekte van Moth en diens krakkemikkige lichaam en langzaam maar zeker aftakelende geest besluiten ze dit te gaan doen. 

 

“There was nothing else to do. That was why we were there, to give ourselves a reason to keep moving, to find a way to shape our future.”

 

Als Moth vraagt – ze zijn dan al onderweg op het pad – of ze eigenlijk wel een plan hebben, antwoordt Ray:

 

“Course we do. We walk, until we stop walking, and maybe on the way we find some kind of future.”

“That’s a good plan.”

 

Als ze hun oude rugzakken met de zware tent en ander materiaal uitproberen, zakt Moth al na twee rondjes door de kamer door zijn knieën van de pijn. Met hun laatste beetje geld kopen ze lichtgewicht rugzakken, een tentje en dunne slaapzakken. Hun totale verlies wordt op de laatste dag dat ze in huis zijn nog eens onderstreept. Iedere ochtend brengt Ray hun enige schaap een portie witbrood. Gemiddeld leven schapen zes tot zeven jaar voordat ze tot hondenvoer of vleesballetjes worden omgetoverd. Smotyn is al 19 jaar oud en komt op de laatste dag niet meer naar het hek voor haar brood. Ze is gestorven. Alles is op en leeg en van alle hoop verlaten. Ray en Moth rijden in hun bestelwagen naar vrienden, vanwaar ze zich met openbaar vervoer naar het beginpunt van de trail begeven, in Minehead. Het is begin augustus 2014.

 

Dankzij een of andere belastingteruggave vanwege Moth’s ziekte, krijgen ze wekelijks een bedrag van 48 pond op hun rekening gestort. Daar moeten ze tijdens hun wandeltocht van leven. 

 

Het boek biedt een rauwe blik op het bestaan van dakloze mensen. Regelmatig schetst Winn hoe de maatschappij kijkt naar daklozen, waarbij voornamelijk de vooroordelen regeren. In plaats van deze mensen een helpende hand te reiken, doen mensen en overheden er alles aan om daklozen uit hun gemeente, provincie of zelfs land te weren. Dit verhaal nuanceert het stereotype beeld van de ‘low-lifes’ die door hun eigen schuld vanwege verslaving of anderszins aan lager wal zijn geraakt, en niets anders zijn dan paria's voor de samenleving. Die zijn er, zeker, maar lang niet iedere dakloze past in dat hokje. 

 

De eerste dagen op de trail zijn hels vanwege de pijn die Moth ondergaat, die nog eens wordt gekwadrateerd door de hevige stijgingen en dalingen van het pad. Op een dag passeren ze een man die op een veldje iets als yoga lijkt te beoefenen, en die hen volledig negeert. Iets verderop komen ze bij de Culbone Church. Als ze even uitrusten bij het kerkhofje komt er voor het eerst sinds lange tijd een vredige rust over Ray. 

 

“It was profoundly spiritual, nothing to do with God or religion, but a deeply human spirituality. Something of the knot I’d been carrying started to loosen. Maybe there was some power here. I cupped my hands and threw some air at Moth just in case.”

 

De man die yoga had beoefend, passeert hen. Hij zegt dat hij wist dat zij hem waren gepasseerd. Niet dat hij hen had gezien, want hij blijkt blind te zijn. Als Ray hem vertelt dat ze het pad bewandelen, zegt de man: 

 

“You are, and you’ll travel many miles.”

“Well, two hundred and fifty to Land’s…”

“You’ll see many things, amazing things, and suffer many setbacks, problems you’ll think you can’t overcome.” He reached forward and put his hand on Moth. “But you will overcome them, you’ll survive, and it will make you strong.”

 

Als ze in het begin bij ontmoetingen met andere wandelaars vertellen dat ze dakloos zijn, schrikken bijna alle mensen terug en maken ze zich snel uit de voeten. Uiteindelijk vertellen ze alleen maar dat ze besloten hebben hun oude leven de rug toe te keren en de South West Coast Path te lopen. Daarmee oogsten ze vooral lof en bewondering. 

 

“That’s amazing, you’re so lucky to have time.”

“You lucky bastards.”

“You’re free, living the life. Good on ya, guys.”

 

Tijdens de eerste dagen hoort Ray Amerikaanse wandelaars praten over problemen op het werk. 

 

“I stirred the tea with the odd realization that I had no work to concern myself about, no domestic problems to resolve; I had no problems at all really. Other than that we were homeless and Moth was dying.”

 

De meeste tijd leven ze op rijst met vis uit blik, fudge, noodles, pasty’s en af en toe een marsreep. Iedere keer als ze net hun 48 pond hebben gevangen – wat soms om onheldere redenen 32 pond blijkt te zijn, en dan weer 28 pond – staan ze zich een overnachting toe op een camping, waar ze kunnen douchen en hun kleren kunnen wassen. Iets wat ze overigens ook regelmatig zonder te betalen doen, omdat het geld simpelweg op is. Het in het wild kamperen wordt gewoon, ze zijn steeds minder angstig en vindingrijker. Op de dag dat Ray in een winkel in de rij staat om voor de fudge te betalen, merkt ze dat niemand op haar let, en loopt ze zo met de fudge de deur uit. 

 

“This was it, the barrier crossed. A homeless stereotype. Dirty, hungry, and now thief. A social pariah.”

 

De honger bereikt een dieptepunt wanneer al het eten op is en er pas de volgende dag geld beschikbaar komt. 

 

“Moth found a hairy winegum in his pocket, so we cut that in half.”

 

De arts had Moth gewaarschuwd dat hij zoveel mogelijk rust moest nemen, niet teveel moest lopen en voorzichtig moest zijn op trappen. En onder geen beding mocht hij stoppen met het innemen van zijn medicijnen, Pregabalin. De eerste weken neemt de angst dan ook toe dat ze zijn ziekteproces alleen maar versnellen door dit pad te lopen. Helemaal als blijkt dat ze vergeten zijn de medicijnen uit hun bestelbus mee te nemen. Zonder medicijnen dan maar verder. Als ze in hun tweede week een paar dagen in de extreem hete zon lopen, gaat het snel bergafwaarts met hem. Het blijkt dat hij een zonnesteek heeft opgelopen. Twee dagen later wordt hij midden op de dag wakker, veel helderder van geest en sterker. Ze konden weer verder. De volgende dag worden ze na het ontwaken letterlijk belaagd door lieveheersbeestjes die overal op hun lichaam gaan zitten. Iets wat ze nog nooit hadden meegemaakt. Ray dwingt zichzelf om te geloven in de mythe dat lieveheersbeestjes geluk brengen. In ieder geval gaat het iedere dag een stukje beter met Moth. Hij wordt gespierder en slanker, en zijn schouders worden rechter. In plaats van dat Ray hem helpt met zijn rugzak, helpt hij nu haar daarmee. 

 

Een hoogtepunt in het boek is de ontmoeting met surfers die seizoenswerk doen en in een of andere verlaten schuur wonen. Als Ray en Moth naar waarheid hun omstandigheden hebben verteld, zegt één van hen:

 

“You’re like a wave, man. (…) How good a wave is depends on what nature’s doing., it starts to pick up when the wind blows on the water, way out at sea, then it’s all down to how strong that wind is, how long it blows for and how far it travels across the water – we call that the fetch. A big wind, a long fetch, a good stretch of coastline and you’ve got it, you’re barrelling. But you, you’re blown up by a fucking gale, man, and your fetch is still running, you’re heading for the biggest, cleanest, barrelling wave, man.”

 

Als een van de surfers zegt dat hij ook graag het kustpad zou willen lopen, zegt Ray: 

 

“Then do it. Just pack a rucksack and do it now. You never know how long your fetch will be, depends on the wind.”

 

En later overdenkt ze:

 

“Our world was changing, the edges fading as our journey drew us on between sea, sky and rock. Becoming one with the wild edge we inhabited, our fetch redefined by the salt path we trod.”

 

Zo zijn er nog veel meer ontmoetingen en prachtige symbolische woorden, zoals de zwarte bessen die iemand heeft geplukt. Moth en Ray hadden deze vruchten al een paar dagen gegeten van de struiken, maar vonden ze maar zuur en scherp. Maar de bessen die ze uit zijn mandje eten smaken zacht, zoet, rijk en met licht zoute toon aan het eind. Uniek. De man legt uit: 

 

“You need to wait until the last moment, that moment between perfect and spoilt. (… Then) you have something that money can’t buy and chefs can’t create. (…) You can’t make them; it has to come with time and nature.’

 

Als ze in de buurt zijn van hun initiële doel, Land’s End, ontmoeten ze een vrouw die aan hen kan zien dat ze wild kamperen. 

 

“You have the look.”

“The look?”

“It’s touched you, it’s written all over you: you’ve felt the hand of nature. It won’t ever leave you now; you’re salted. (…) People fight the elements, the weather, especially here, but when it’s touched you, when you let it be, you’re never the same again.”

 

Bij Land’s End laten ze de bus die hen terug naar Wales moet brengen, waar ze niets meer hebben, aan hen voorbij gaan.

 

“We could have stopped, but we had nothing to lose and everything to walk for. We were free here, battered by the elements, hungry, tired, cold, but free. Free to walk on or not, to stop or not.”

 

Uiteindelijk dwingt de kou hen om toch te stoppen met het pad. De pijn in Moth’s schouders wordt met de kou weer erger. Ray helpt hem inmiddels weer met het omdoen van zijn rugzak. 

 

“The physical endeavour was without doubt his best friend, but the cold was his worst enemy.” 

 

Vlak voordat ze het pad verlaten, dringt het tot Ray door: 

 

“A new season had crept into me, a softer season of acceptance. (…) I was a part of the whole. I didn’t need to own a patch of land to make that so. I could stand in the wind and I was the wind, the rain, the sea; it was all me, and I was nothing within it. The core of me wasn’t lost. Translucent, elusive, but there and growing stronger with every headland.”

 

Begin oktober arriveren ze in Polruan. Aan de kust wijst een oude man hen op een slechtvalk. 

 

“She’s been here for a few weeks, beautiful in’ she. Not been here before she ‘aven’t, no, she’s new. Have you seen her before, I ‘aven’t?”

 

Een vriendin van Ray, Polly, biedt hen een bescheiden onderkomen aan voor de winter. Als tegenprestatie vraagt ze of ze willen opknappen. Met tegenzin verlaten ze het pad. Tijdens de wintermaanden en vroege voorjaar wordt Moth steeds slechter, maar toch krijgt hij het voor elkaar het hele huisje te stuken en op te knappen. Ondertussen krijgt Ray een baantje bij de schaapscheerders. Maar hun bestemming is zoek. 

 

“I was living someone else’s life while Moth slowly died. Time ran backwards, the past became the future.”

 

Ze maken desondanks plannen voor de toekomst. Moth zal een studie gaan volgen, waarvoor hij een studiebeurs kan krijgen. Daar kunnen ze dan voorlopig van leven, totdat een beter alternatief zich aandient. Tweeënhalve maand voordat hun nieuwe toekomst aanvangt, besluiten ze dat deel van het pad te lopen waar ze niet aan toe waren gekomen het jaar daarvoor. Nu beginnen ze in Poole en lopen in omgekeerde richting naar Polruan. Nog ‘maar’ 250 mijl (ruim 400 kilometer). Weer merkt Moth dat het hem na een poosje te hebben gelopen beter gaat, dat zijn kracht weer terugkeert. 

 

Het boek blijft evenwel volkomen realistisch. Dat het Moth zonder medicijnen beter gaat op het pad druist weliswaar tegen alle doktersadviezen in, maar in een recent interview met de schrijfster las ik dat de ziekte niet weg is, en dat Moth - hoewel hij nu dagelijks een lange wandeling maakt - langzaam slechter wordt. Geen wonderbaarlijke genezing dus, maar zonder meer een bijzondere opleving in weerwil van de medische voorschriften. 

 

Vlak voordat ze in Polruan aankomen, hebben ze weer een ongewone en door het lot gezonden ontmoeting met een vrouw die hen een flat te huur aanbiedt in Polruan (waar hun nieuwe toekomst - de studie van Moth - vorm zou moeten krijgen). Langs de flat loopt het kustpad waar ze hun nieuwe leven hebben hervonden. 

 

“We had (…) the first month’s rent. We had noodles in the pack and a student loan coming in a few weeks. And a roof. Could life be any better than that? (…) It can’t be a coincidence that we’ll be living where our path ends. Not just now, but last year too. It has to be fate.”

 

Als ze arriveren in Polruan, tergend traag lopend omdat ze niet willen dat het voorbij is, zien ze de slechtvalk weer. De oude man die ze vorig jaar ook tegenkwamen, loopt hen tegemoet.

 

“She’s been back a week now. She’d gone same day you were las’ year. Knew you were comin’, that she were bringing you back. It’s a sign, i’n it.”

 

Wat een onvoorstelbaar prachtig en waardevol boek!

 

Gelezen: maart 2019