Winter, Leon de - VSV

De nieuwste roman van Leon de Winter, VSV, zit weer ingenieus in elkaar. Alles en iedereen is op een of andere onwaarschijnlijke manier met elkaar verbonden. En alles klinkt aannemelijk en plausibel, zelfs het bestaan na de dood, zoals dat in het geval van Theo van Gogh wordt beschreven.

 

Daar begint de roman mee, met de taak waarvoor Theo van Gogh, alleshater en beroepsprovocateur, zich na zijn ontijdige heengaan gesteld ziet: hij moet optreden als beschermengel. De zwarte priester, Jimmy Davis, speelt in het hiernamaals de rol van adviseur. Hij vertelt Van Gogh dat hij mag kiezen tussen drie mensen. De eerste twee zijn Ayaan Hirsi Ali en Leon de Winter. Over die laatste meldt de overledene:

 

‘”Never”, zei Theo. (…) Een kleine twintig jaar lang had hij hem opgejaagd. Met columns waarin hij De Winter met beledigingen had overgoten in de hoop zijn ziel te verminken en hem het zwijgen op te leggen. (Na zijn dood) schreef De Winter in een krant hypocriet dat hij dit Theo niet had gegund. Theo wist dat De Winter diep in zijn hart van vreugde juichte. Met hem communiceren? Liever naar de hel.’ 

 

De derde optie is zijn moordenaar. Van Gogh wil voor geen van deze drie beschermengel spelen. Dus wijst zijn hemelse adviseur een vierde aan: Max Kohn, een bijzonder welgestelde voormalig wapenhandelaar. Dat deze Kohn het donorhart draagt van Jimmy Davis, Van Goghs adviseur, weet de lezer dan nog niet. Kohn, een gewetenloze geldwolf die het hart krijgt van Jimmy, een buitengewoon goed mens. Zal hem dat veranderen?

 

De verstrengeling van de personages gaat nog veel verder dan wat ik tot nu toe heb verteld. Bovendien hebben de meeste personages wortels in het werkelijke leven dat u en mij omringt. Zo brengt De Winter een schrijver voor het voetlicht die Leon de Winter heet. Diens rol blijft niet beperkt tot een afgewezen keuzeoptie aan het begin van het boek. Déze Leon de Winter is een half jaar geleden gescheiden is van zijn vrouw Jessica Durlacher, iets wat in het werkelijke leven onwaarschijnlijk lijkt. Ook treden Job Cohen op, evenals een gehaaide Piet-Hein Donner, een uitermate mediageile Geert Wilders, Bram Moszkovicz en uiteraard de moordenaar van Theo Van Gogh, Mohammed Boujeri. 

 

De samenloop van omstandigheden leidt uiteindelijk tot een trits van terroristische aanslagen in Amsterdam, eindigend in een gijzeling in de Vondel School Vereniging (VSV). Daar dient zich dan een moment aan waarop Van Gogh zich van zijn beste kant als beschermengel kan laten zien, iets wat zijn beschermengel op de fatale dag van zijn moord niet waarmaakte. Deze bijzondere gebeurtenis kan door het wetenschappelijke team rondom minister Donner niet worden verklaard. Door het boek heen lezen we enkele memo’s aan de minister omtrent een onverklaarbaar lichtverschijnsel. Iedereen heeft het gezien, maar niemand kan het verklaren. Dat lichtverschijnsel is beschermengel Theo van Gogh, die Max Kohn voor erger behoedt.

 

De omschrijving overigens die De Winter geeft aan ‘het complexe verschijnsel’ Van Gogh, is volledig ‘spot on’: ‘een talentvolle maar destructieve kunstenaar met het voorkomen van een onbeschofte vrachtwagenchauffeur’. In het werkelijke leven waren De Winter en Van Gogh bepaald geen vrienden. Na de moord op de filmmaker was De Winter, zo beschrijft de roman althans, er verbaasd over ‘dat hij Van Gogh deze dood niet had toegewenst. Althans niet meer. Hij was aan hem gewend geraakt, als aan een houten been.’ Een ijzersterke metafoor.

 

Het personage Leon de Winter komt er bepaald niet genadig van af. Hij wordt afgeschilderd als een besluiteloze slappeling ‘met een speelse fantasie en nogal overdreven rechtse politieke praatjes’. Hij begint aan talloze projecten, die hij zelden voltooit, maar wel verandert hij ‘elke regenachtige dag in een waaier van zonnige kansen’. Dergelijke zinnetjes verraden de echte schrijver, die stiekem toch wel van zichzelf houdt.

 

VSV leest als een trein en al hobbelt het behoorlijk, het landschap is zonder meer de moeite waard. Het was mij wederom een woest genoegen mij te laven aan de schrijvers’ zelfspot, diens literaire gemak en zijn aangeboren vertellerschap. Hij past in geen enkele traditie binnen onze Nederlandse letteren, en ik twijfel er niet aan dat de echte Leon de Winter zich daar uitstekend bij voelt.

 

Gelezen: juli 2012