Dit is het tweede boek dat ik lees van Murakami en ik ben om! Norwegian Wood vond ik zonder meer goed, maar de hype omtrent deze schrijver was mij toen nog niet helemaal duidelijk. Nu, na het
lezen van Kafka op het strand, begrijp ik beter waarom deze schrijver zo’n groot publiek bereikt. Allereerst leest zijn proza lekker. Je hoeft je niet door tongbrekende zinnen te worstelen en
evenmin is het verhaal taai, integendeel. Je vliegt door de ruim 600 pagina’s heen. Het boeit, er zit mysterie en surrealisme in, het is absurd en toch geloofwaardig. En - en dat onderscheidt het
koren van het kaf(ka) - het heeft onmiskenbaar kwaliteit. Er staat niets in dat zonder betekenis of dieperliggende laag is. Het is echt een compositie.
Er spelen diverse verhaallijnen in Kafka op het strand, die aanvankelijk los lijken te staan van elkaar, maar uiteindelijk met elkaar verbonden blijken. Een vijftienjarige jongen, Kafka Tamura –
de enige die als ‘ik’ in het boek optreedt, en daarom door mij als hoofdpersoon werd ervaren –, loopt weg van huis. Zijn relatie met zijn vader, die kunstenaar is, is bijzonder slecht. Vaak sprak
zijn vader de vloek uit over zijn zoon: “Eens zul jij met je eigen handen je vader vermoorden. Eens zul jij met je moeder slapen.” (p.283) Een ware
Oedipus. Zijn moeder kan hij zich niet herinneren. In zijn vroege jeugd verliet ze het gezin en nam haar dochter mee. Kafka, die zichzelf met die naam heeft getooid, is op zoek naar zijn zus en
moeder om erachter te komen waarom zijn moeder hem, door haar vertrek, als waardeloos bestempelde. Uit de gesprekken die hij voert met een fictieve jongen die Kraai wordt genoemd, put Kafka
levensmoed. Tijdens zijn vlucht belandt Kafka in een ander deel van Japan, waar hij vrienden wordt met Oshima, die bibliothecaris is van een bijzondere bibliotheek.
De tweede hoofdverhaallijn is die van Nakata, een oudere man die over zichzelf in de derde persoon enkelvoud spreekt. Uit gespreksverslagen van het leger die aan het einde van de Tweede
Wereldoorlog zijn gemaakt, blijkt dat Nakata als kind betrokken was bij een onverklaarbaar incident. Daarbij raakten alle kinderen uit zijn klas tijdens een buitenles in het bos bewusteloos.
Allen kwamen al vrij snel weer bij, op één kind na. Dat was Nakata. Nadat hij weken later uit zijn coma ontwaakte, was hij veranderd van een van de slimste kinderen in de klas, tot iemand met een
extreem laag IQ, die niet meer kon lezen en schrijven. “Zijn hoofd was leeg, letterlijk. Hij was als de spreekwoordelijke tabula rasa naar de wereld
teruggekeerd.” (p.100) Sindsdien is zijn schaduw ook dunner dan van andere, normale, mensen. Wel kan hij met katten praten en als extraatje op zijn uitkering int hij bescheiden beloningen
voor het opsporen van vermiste katten.
Van een aantal personages in dit boek krijgt de lezer een bijzonder levensverhaal voorgeschoteld. Kafka krijgt uiteindelijk onderdak in de bibliotheek, waar mevrouw Saeki de directrice is. Haar
verhaal is schrijnend en prachtig tegelijkertijd. Dat geldt ook voor Oshima. Hij heeft het voorkomen van een man, maar is in werkelijkheid vrouw.
Terwijl Kafka tracht een nieuw bestaan op te bouwen, gebeurt er iets dramatisch in het leven van Nakata. Hij raakt betrokken bij een moord met een sterk surrealistisch karakter, en voelt dat hij
een reis moet maken, al weet hij niet waar naartoe. Onderweg sluit hij vriendschap met een vrachtwagenchauffeur. Hoe de diverse verhaaldraden bij elkaar komen en welke omwegen en bijzondere
ervaringen de personages doormaken, valt onmogelijk weer te geven in de lengte van een boekbespreking. Maar als lezer geloof je wat er gebeurt, zelfs wanneer Kafka in een schaduwwereld
terechtkomt, die veel weg heeft van het dodenrijk. De lezer zal zelf ontdekken of de vloek van Kafka’s vader waarheid zal worden of niet.
Uiteindelijk gaat het boek over grote levensvragen. Zo vraagt Kafka zich af: “Waarom moet ik met alle geweld het leven zo serieus nemen?” Per slot van
rekening: “Over honderd jaar zijn waarschijnlijk alle mensen die ik nu zie van de aardbodem verdwenen (ikzelf inbegrepen) en tot stof en as vergaan.”
(p.80) Een rode draad door het hele boek is de beroemde zin van Goethe’s Faust: “Alles Vergängliche ist nur ein Gleichniss”. Voor mij is de diepste
betekenis die de schrijver in het boek heeft gestopt de vraag of je als mens je hele leven wilt herinneren of alles liever zou vergeten. “Herinneringen maken dat
je je vanbinnen warmer voelt. Maar tegelijkertijd scheuren ze je ook van binnenuit aan stukken.” (p.535) Een thema dat mij meer dan bijzonder aanspreekt.
Voor Nakata werd de keuze tussen herinneren en vergeten voor hem gemaakt, door het merkwaardige incident uit zijn jeugd. Maar Kafka moet die keuze wel zelf maken. De samenloop van omstandigheden
brengt hem tot het moment waarop iemand hem de hand uitsteekt om over te lopen naar de totale vergetelheid. Het deed mij sterk denken aan de slotscène van het beroemde toneelstuk van Frank
Wedekind, Frühlings Erwachen. Daar probeert een vermomde heer een van de hoofdpersonages over te halen toe te treden tot het dodenrijk. Wat Kafka uiteindelijk besluit, is aan de lezer zelf.
Het enige minuscule minpuntje aan dit boek is dat hier net als in de vertaling van Norwegian Wood irritante zinnen staan als ‘het werd hem vreemd te moede’.
Twee vertalers, dezelfde oubollige trucjes. Los daarvan overheerst de vreugde. Dit boek is een meesterwerk en niets minder dan dat. Perfect gecomponeerd met mooie zinnetjes en diepzinnige
ontwikkelingen. Hier en daar doet het surrealisme mij denken aan Paul Auster, maar Murakami heeft een volledig eigen stijl en stem.
Gelezen: december 2010
Waardering: 9