Deze filosoof ligt mij na aan het hart, en toch kom ik er maar niet aan toe hem te lezen. Dat wil zeggen, zijn hoofdwerken liggen nog altijd ongelezen stof te vergaren in mijn boekenkast.
Natuurlijk schrikt de complexe materie die hij in zijn spitsvondige taal tracht te doorgronden, enigszins af. Regelmatig pak ik ze eruit, blader wat en verzucht dat er te weinig tijd is om alles te lezen dat ik wil lezen. Vanwege een tip om The God Delusion van Richard Dawkins eens te lezen en het pamflet Letter to a Christian Nation van Sam Harris, dacht ik dat het een goed moment was om dit werk nu eindelijk eens te lezen. In een vloek en een zucht was dat gebeurd.
Niet omdat het eenvoudige materie is, dat is Nietzsche nooit. Maar omdat het me pakte. Met iedere pagina die ik omsloeg, steeg de verwondering om het feit dat hij dit aan het einde van de 19de eeuw heeft durven schrijven en publiceren. Hij laat geen spaander heel van het christendom. Nietzsche, als spreekbuis van de wil tot macht, de wil tot leven, vervloekt het christendom, omdat dat bij uitstek een leer is die het leven ontkent, en zich vooral richt op het hiernamaals waarop zij alleenrecht claimen.
In een moordend tempo en inderdaad met de taal als hamer, slaat Nietzsche als een bezetene om zich heen, maar nergens lijkt het ondoordacht of buitenproportioneel. Hier en daar volg ik hem niet, omdat zijn woordgebruik mij af en toe wezensvreemd is. Maar over het algemeen hang ik aan zijn schrijvershand.
Hij beredeneert en beargumenteert met een diepzinnigheid die ik bij weinig andere schrijvers tegenkom. Ook kent hij heel erg goed de geschiedenis. Zijn voornaamste bezwaar tegen het christendom (nog los van het ontkennen van het leven) is dat zij grotendeels verantwoordelijk zijn voor de neergang van zijn zo geliefde klassieken (de Grieken en de Romeinen).
Deze Nietzsche-revival krijgt zeker een vervolg. De indruk is als altijd weer overweldigend.
Gelezen: juli 2009