Peart, Neil - Far and Away, A Prize Every Time

Van mijn heilige voornemen om minimaal één keer per maand een nieuwe blog toe te voegen aan mijn Leeservaringen, is niet veel terecht gekomen. Zoals wel meer van mijn ‘heilige voornemens’ stranden in goede bedoelingen. Dat betekent niet dat ik niet heb gelezen. Misschien niet zoveel als ik zelf zou willen, maar ook daar haalt de realiteit een dikke streep door mijn intenties. Is dat allemaal erg? Allerminst. Een bekende zegswijze staat mij hier bij: niet het vele is goed, maar het goede is veel.

 

Ruim drie jaar geleden las ik het boek Ghost Rider van Neil Peart (spreek uit ‘piert’), wat een buitengewoon diepe indruk op mij maakte. Het bleek een onvervalste parel. Toen al nam ik mij voor mij meer te verdiepen in zijn werk als schrijver. (Ik kende hem tot dan toe alleen als de drummer van de Canadese rockband Rush.) Nu is het daar dan eindelijk van gekomen. Op zijn persoonlijke website publiceerde Peart begin 2005 een eerste ‘verhaal’. In april 2006 volgde een tweede publicatie dat al meer vorm kreeg en zo oefende Peart zich – zoals hij dat met andere projecten ook doet – zorgvuldig en met doorzettingsvermogen in het vinden van een goede vorm voor zijn verhalen. Na verloop van tijd ontstond het idee om een selectie van zijn verhalen – die grotendeels de vorm hebben van een brief aan een bekende – te bundelen. 

 

In Far and Away, A Prize Every Time, verzamelde hij 22 van deze 'brieven', die een periode omspannen van 2,5 jaar – van juli 2007 tot en met november 2010. Veel ruimte wordt besteed aan zijn motortochten tijdens de Snakes and Arrows-tour en Time Machine-tour van Rush in Amerika, Europa, Canada en Latijns Amerika. Wanneer de planning het toelaat, rijdt Peart tussen de concerten door met de motor naar de volgende concertlocatie. Zelf noemt hij dit ‘commuting to work’. Dit doet hij altijd met een maatje, zodat wanneer er mechanische pech optreedt of er iets anders onvoorzien gebeurt, het gevaar dat het concert in gevaar komt wordt geminimaliseerd.

 

Far and Away (2011) is in bepaalde opzichten hetzelfde boek als Ghost Rider en in andere opzichten is het een compleet ander boek. De overeenkomsten beperken zich tot de hoofdpersoon zelf (uiteraard), de lange motortochten, de vele observaties, mooie beschrijvingen van natuur, gebeurtenissen en overdenkingen en het vaak spitsvondige taalgebruik. Met name in de hoofdstukken waarin hij schrijft over de geboorte van zijn dochter Olivia Louise keert de intensiteit, die van Ghost Rider zo’n onvergetelijk mooi boek maakt, even terug. Maar afgezien daarvan is het – natuurlijk ook vanwege het karakter van een bundel – een lappendeken, terwijl Ghost Rider één geheel is, één ingrijpende en aangrijpende queeste. Toch zit ook tussen de regels door in Far and Away dat queeste-gevoel, dat zoeken naar zingeving, waarde en schoonheid, wat zo sterk de drijfveer achter de gebeurtenissen kenmerkt in Ghost Rider. Maar het poignante, het diep indringende en existentiële van dat boek blijft hier toch grotendeels achterwege. Logisch ook. De auteur heeft de zin van het leven – voor zover dat onder adequate woorden valt te vangen – weer gevonden, of beter: hij geniet weer van het leven. 

 

Een van die mooie overdenkingen die hij tijdens het rijden heeft, betreft de analogie tussen het motorrijden en het drummen: 

“many of the more subtle techniques can be learned, but not taught. In each pursuit, one level of understanding and accomplishment leads to another, and there are no shortcuts.”

 

Het boek is humoristisch en de schrijver stelt zich met de nodige zelfspot bijzonder bescheiden op over zijn talenten en wat hij heeft bereikt. Over niemand spreekt hij kwaad. Ook probeert hij anderen nergens de les te lezen, al lukt hem dat niet altijd. Met name over de kunst van het motorrijden en het gebruik van goede (lees: veilige) kleding. Hij rijdt altijd in leer en draagt een deugdelijke helm en zou anderen dat graag aanbevelen. Hij schrijft dat 

“a sermon won’t change anyone’s mind: you can only preach by example.”

Maar toch vond hij de korte wisseling van woorden tussen zijn vriend Brutus (die ook in Ghost Rider een belangrijke rol speelt) en een vrouw het vermelden waard: 

“Years ago Brutus and I were fueling our bikes in sweltering Lake Havasu City, Arizona, and a woman said to Brutus, ‘Aren’t you hot wearing all that?’ Without missing a beat, Brutus shot back, ‘Yeah, but I’ve grown attached to my skin’.”

 

Als hij meewerkt aan een tribute concert voor Buddy Rich, besluit Peart weer les te nemen. Altijd verder op de weg naar perfectie, of het bijleren van ‘subtle techniques’. Voor het meer jazzy- en big-bandgevoel neemt hij les bij Peter Erskine. Bij hun eerste les zegt Peart tegen Erskine:

“Hey, as far as I’m concerned, I’m a butcher, and you’re a surgeon.”

Erskine moet lachen en zegt dat Peart geen slachter is. 

“I raised a hand up high, palm out, and smiled. “Hey – I’m a good butcher; I’d just like to get a little more surgery into it.”

 

Uit het boek komt een mens naar voren die het leven zo volledig mogelijk leeft. Als iemand hem vraagt waarom hij toch al die moeite doet – het motorrijden, het cross-country skiën in Quebec, de wandeltochten, het bergbeklimmen enzovoort – en dat hij dat toch niet hóéft te doen, zegt hij: ‘Ja, dat moet ik wel.’

“It seemed obvious to me. I had to work in Tampa Saturday night, then in Raleigh on Monday night. So looking at that day between, I could only think, ‘What’s the most excellent thing I can do?’ If I settled for something less than that, I just wouldn’t feel good about myself or about how I had spent my day. (…) It’s important to stress that such an approach to life doesn’t have to be all exigent (veeleisend) or anything – it’s not like you always have to be doing something. Sometimes there is definitely ‘excellence’, and satisfaction, in doing nothing at all.”

 

Tot slot enkele mooie zinnetjes, metaforen of taalvondsten:

Over het achterhalen van een feitje tijdens het motorrijden, maar er niet op kunnen komen. Dergelijke gedachten ‘can be a torment on a long motorcycle ride, like a mental mosquito’.

 

“When I’m riding my motorcycle, I’m glad to be alive – and when I stop riding my motorcycle, I’m glad to be alive.”

 

Een van de mooiste verhalen (‘The Balad of Larry and Suzy’) gaat over de bijna obsessionele zorgen die Peart heeft voor een nestje jonge kolibries in zijn tuin. Dit valt samen met de periode dat zijn vrouw Carrie moet bevallen van hun dochter, Olivia Louise. Het brengt alle angsten in hem naar boven over wat er allemaal mis kan gaan in het leven – iets wat hij eerder heeft moeten ervaren toen zijn dochter uit een vorige huwelijk op 19-jarige leeftijd dodelijk verongelukte en zijn toenmalige vrouw niet lang daarna ook overleed.

Als zijn dochter uiteindelijk is geboren, grijpt zij haar kleine vingertjes om zijn vinger.

“I whispered, ‘Hold on, baby, hold on.’

I was talking to her, and to myself.”

 

Wanneer Peart tijdens een concerttour merkt dat zijn rechtervoet – waarmee hij zijn basedrumpedaal bedient – wat aan snelheid verliest, bedenkt hij dat het de eerste keer is in zijn leven dat hij misschien achteruit zal gaan in zijn drumvaardigheid dan vooruit. 

“That particular apex is an awful prospect to contemplate.”

De formulering vind ik zo ‘spot on’, wetend dat de ‘apex’ het richtpunt is voor motorcoureurs om de bocht aan te snijden. 

Gelukkig blijkt het loos alarm en wordt de ‘handicap’ opgelost door een andere opstelling van zijn drums. 

“(…) of course I was powerfully relieved not to be ‘losing it’.”

Een prachtige en zeer toepasselijke referentie aan een van zijn mooiste songteksten – ook prachtig op muziek gezet overigens, uit 1982.

 

Menig rijdag ziet Neil Peart de zon ondergaan, of zoals hij het formuleert: “the sun headed for bed”. 

 

Ik heb gelukkig nog vier ‘nieuwe’ boeken liggen van Peart, waar ik ongetwijfeld net zo van zal genieten als van Far and Away. Zodra mijn beperkte vrije tijd het toelaat, trakteer ik mijzelf op een van zijn ‘brieven’. Het zijn kleine kroontjes op mijn excellente dagen.

 

Gelezen: juni 2018