Roel, Hans Peter - Perron 7

De schrijver van dit boek en van het boek Ki, Kracht van binnenuit, is een inspirerende persoon. Ik mocht een Ki-workshop van hem bijwonen en daar prijs ik mijzelf gelukkig om. Hij is een verteller van mooie verhalen. Er is alleen één minpuntje; de Nederlandse taal is bepaald niet zijn grootste kracht. Toch vrij essentieel voor een schrijver.

Perron 7 vertelt het verhaal van Eva Sprong die op zoek gaat naar zichzelf.  Eerst vertrekt ze naar India om in een ashram te verblijven. Weer terug in Nederland is ze zonder meer veel wijzer, maar beseft ze dat ze zichzelf nog altijd niet echt heeft gevonden. Ze besluit de camino te gaan lopen, de oude pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. Beide keren vertrekt haar reis met de trein vanaf perron 7.

 

Tijdens de camino leert ze dat alles draait om liefde. Weer terug in Nederland vindt ze op een rommelmarkt een handgeschreven dagboek van ene Sarah Polak. Een jonge vrouw die, eveneens via een perron 7, in 1943 in kamp Auschwitz belandt. Dit dagboek wordt integraal opgenomen in het verhaal. Het beschrijft voornamelijk haar innerlijke strijd tegen de onbegrijpelijke situatie waarin ze terecht is gekomen.

De kern van de belevenissen van Eva en Sarah draait om de kracht van de menselijke geest. De liefde in de mens stelt hem in staat om zelfs de onvoorstelbaar zware verschrikkingen van een concentratiekamp het hoofd te bieden. Een goede vraag die Sarah zichzelf bijvoorbeeld stelt, luidt: "Is vergeving een opoffering of maakt het mezelf sterker?" Op zich zou de boodschap uit dit boek bij mij zeker op een warm onthaal kunnen rekenen. Per slot van rekening geloof ik zelf dat liefde de drijvende kracht achter al het goede is. Maar taaltechnisch en compositorisch is er teveel mis met dit boek, waardoor het onvoldoende geloofwaardig blijft. Het is alsof ik wil wegzakken in een droom van zingeving en levensbegrip, maar keer op keer word ik daar vanwege het gestoethaspel met de taal hardhandig uit wakker geschud.

Dat begint al met het perspectief waar Roel voor heeft gekozen. Eva, die het verhaal van haar zoektochten vertelt, verkeert in de laatste fase van longkanker. Het is duidelijk dat de tijd die haar nog rest eerder enkele uren betreft dan dagen. Ze is moedig en verzet zich niet langer tegen wat onvermijdelijk is. Als ze haar ogen even sluit, begint de film van haar reis naar India, 22 jaar eerder, te spelen in haar hoofd. Dit neemt een kleine honderd pagina’s in beslag, waarna haar herinneringen volgen aan de pelgrimstocht van een jaar later. Wederom honderd pagina’s.

Dit leidt bij mij tot een joekel van een probleem. In zijn prachtige essay, Hoe ik om het leven kwam, betoogt Jacques Kruithof dat het eenvoudigweg niet uit te leggen valt hoe iemand (de ‘ik’) die sterft of anderszins nauwelijks meer tijd van leven heeft toch een boek kan schrijven of desnoods dicteren. De schrijfwet, in steen gegrift, in Kruithofs woorden:
“Ieder verhaal dat de illusie van een werkelijkheid ophoudt, moet uit een doorgeefluik komen, moet van een instantie afkomstig zijn, die de echtheid garandeert – dat is de conventie, die voor het verhaal in de ik-vorm een minimale levensduur van de verteller inhoudt.”

 

Dat is uiteraard niet van toepassing wanneer we te maken hebben met een alwetende verteller, of tenzij duidelijk wordt dat de ik-figuur ons zou berichten omtrent zijn aardse wedervaren vanaf gene zijde, of vanwege een andere truc die de auteur aan de lezer meegeeft. Dat is in het geval van Perron 7 niet aan de orde. Eva is op sterven na dood, zonder enig uitzicht op een wonderbaarlijke genezing. Ze is zelfs zo zwak dat het terugleggen van het dagboek van Sarah – dat ze dus kennelijk ook nog eens zelf heeft gelezen (negentig pagina’s toch nog) – haar aan het slot van Perron 7 een ‘uiterste krachtsinspanning’ kost. En toch houd ik een product in handen dat door haar – de ‘ik’ – op enigerlei wijze is verteld. Dat is vreemd, want ze is alleen in huis, niemand dus om haar te helpen in de vorm van dictaat opnemen of iets soortgelijks. Dat ik als lezer haar gedachten en herinneringen zou kunnen lezen, door een of andere wonderbaarlijke nieuwe uitvinding, aanvaard ik niet. Ook niet dat ik omwille van het verhaal moet meegaan in die veronderstelling. De ‘ik’ in het geval van Eva Sprong kan onmogelijk haar verhaal hebben verteld.

Daarnaast donderde ik te vaak uit het verhaal vandaan door de talrijke ‘wakkerschudmomenten’, waarvan ik hier slechts de meest in het oog lopende zal noemen.

 

De baas van Eva, Harold, wordt geïntroduceerd als “een opgeblazen vijftiger met teveel geld”. Nog even los van de vraag hoe een observator kan zien dat iemand ‘teveel’ geld heeft, blijkt dat deze Harold vier pagina’s verderop slechts ‘een beginnend buikje’ heeft. Zo snel en pijnloos wil ik ook wel afvallen.


Bij haar aankomst op het vliegveld van New Delhi duurt het lang voordat Eva haar bagage heeft. De tijd ‘verstrekt’ terwijl die in mijn universum nog altijd ‘verstrijkt’, maar na vijf kwartier komt dan toch haar bagage “op de krakkemikkige lopende band (…) aanzetten. Ergens achteraan ligt mijn rugzak op de piepende bagageband. Ik trek hem met de nodige moeite van de band.” De ontcursiveringen zijn van mij om aan te geven dat het vocabulaire van deze schrijver bepaald geen bandeloze aangelegenheid is.


De vader van Eva, een schoolvoorbeeld van een eendimensionaal karakter, kan het maar moeilijk verkroppen dat zijn dochter een glansrijke carrière bij de bank vergooit om op zoek te gaan naar zichzelf. Zo moeilijk zelfs dat hij het op één en dezelfde pagina drie keer als volgt verwoordt:
1) “En waarom? Om iets te vinden, dat niet bestaat.”
2) “Waarom ga je op zoek naar het onvindbare?”
3) “Ga niet op zoek naar iets wat niet te vinden is.”
Sowieso is de vader van Eva extreem kort van memorie, want als ze terug is gekomen van haar India-reis ontspint zich ongeveer hetzelfde gesprek waarin hij haar weer drie keer binnen één pagina dezelfde mededeling doet:
1) “Ik heb (…) veel geld, aandacht en energie gestopt in jouw (…) opleiding”
2) “Ik heb heel veel opzij moeten zetten om jullie te laten studeren.”
3) “mijn dochter in wie ik veel energie en geld heb gestopt.”
Vakkundig helpt Roel hier de kracht van herhaling om zeep.

Ik struikelde over diverse ‘d’-‘t’-blunders en kromme zinnen zijn er ook genoeg. Zoek de kromheid in de volgende voorbeelden:
“Op de akkers bewerken vrouwen in kleurrijke gewaden met handgereedschap op het land.”  
“Het is bijzonder te ervaren hoe alles als puzzelstukjes in elkaar lijken te vallen.”
“Angst is de ergste vorm van slavernij en ontneemt de wereld van elke kleur.”
“Vanuit deze haven vertrok de HMS Rotterdam naar Nederland om daar een nieuw leven te beginnen.”

En dan tot slot nog de verschrijvingen: Iemand steekt ‘de gek’ met Eva, in plaats van de gebruikelijke draak. Bijna lachwekkend vond ik de ‘smaakpupillen’ waar ik maar liefst twee keer (p.79 en p.252) op werd getrakteerd. “Hoe het ook zei (…)” komt eveneens twee keer voorbei. Er is ergens sprake van een “afgezand van God” en later van “de geleidende schaal”. Het is onbegonnen werk om te midden van dit taalgeklieder nog waardering op te brengen voor het verhaal.

Los van bovenstaande punten van kritiek, is de taal van Hans Peter Roel nergens fris, eigen, mooi, spannend of anderszins sprankelend. Hij hanteert uitsluitend stereotype personages en zegswijzen voor wat dan ook. Spelen met de taal is er niet bij. Ook is zijn boodschap over bijvoorbeeld het najagen van materiële rijkdom versus het zoeken van innerlijke rijkdom heel erg zwart wit. De nuanceloze teneur van deze boodschap luidt ongeveer als volgt: iedereen in het rijke westen zit opgesloten in de ratrace van veel geld verdienen en van de ene burn-out naar de andere strompelen, terwijl alleen de mensen uit het spirituele oosten begrijpen hoe er echt geleefd moet worden. Daar valt mijns inziens toch wel iets meer over te zeggen.

Hoe jammer ik het ook mag vinden, want de persoon Hans Peter Roel is mij zonder meer sympathiek, van de schrijver Hans Peter Roel is dit zonder meer het laatste boek geweest dat ik heb uitgelezen.

Aan het uiteenzetten van de boodschap achter het verhaal ben ik in deze leeservaring niet meer toegekomen. Zijn taalklodders eisten al mijn aandacht op. De mooie anekdotes en wijsheden die het boek ook bevat ten spijt.

Gelezen: februari 2012
Waardering: 4/10