In 1835 benaderde de theoloog David Friedrich Strauss, in zijn boek Leben Jesu kritisch bearbeitet, Jezus voor het eerst als historische figuur. Daarmee werd de authenticiteit van de
canonieke evangeliën zeer in twijfel getrokken. Het is enerverend om te zien hoe het onderzoek zich sindsdien heeft voortgezet, met als enorme stroomversnelling de vondst van de vele apocriefe
geschriften in Qumran en Nag Hammadi.
In het onderzoek naar Maria Magdalena zijn er veel boeken gepubliceerd, heel veel. Romans en essays, zoals dit boek van Slavenburg. Ik ben aanmerkelijk minder onder de indruk van De vrouw die
Jezus liefhad, dan ik was van zijn boek De Hermetische Schakel. Het boek is niet veel meer dan een bekwame opsomming van het onderzoek tot nu toe naar
de historische figuren van Maria Magdalena en Jezus van Nazareth.
Slavenburg zet op een rijtje hoe de kerk de rol van de vrouw uit de geschiedenis van de mensheid heeft willen uitgummen. Het is evident dat hij aan het instituut kerk een broertje dood heeft. Dat
heeft dan direct mijn sympathie, maar liever had ik iets nieuws gelezen. Een nieuw inzicht of een vondst in de groeiende rijkdom aan authentiek bronmateriaal.
Voor wie enigszins thuis is in het verhaal van Maria Magdalena, biedt De vrouw die Jezus liefhad weinig nieuws. Het is een accuraat en zonder meer verhelderend exposé van wat veelal
bekend is. Dat wil niet zeggen dat er niets te halen valt, uiteraard. Zelf vond ik de uiteenzetting over het religieus besef van de Middeleeuwse mens erg verhelderend. De Bijbel die destijds
alleen in het Latijn beschikbaar was, was voor de bevolking onleesbaar. De Legenda Aurea, een verzameling heiligenverhalen waarin niet al te nauwkeurig met de historische werkelijkheid
werd omgegaan, was dat wel. Dat verklaart de vele kunstuitingen uit die tijd die niet op de Bijbel zijn terug te voeren. Tevens kon ik de wijze waarop Slavenburg de hardnekkige mythe ontkracht
omtrent Maria Magdalena, ‘van wie zeven demonen zijn uitgegaan’, waarderen.
Weinig krachtig daarentegen vind ik dat Slavenburg een navolger als Dan Brown uitvoerig citeert. Geen kwaad woord over Dan Brown, maar qua onderzoek heeft deze thrillerauteur niets
bewerkstelligd. Hij heeft voornamelijk slim en dankbaar gebruik gemaakt van het onderzoek van Baigent, Leigh en Lincoln (Holy Blood, Holy Grail). Sowieso citeert Slavenburg er lustig op
los, uiteraard uit de mede door hemzelf vertaalde Nag Hammadi Geschriften. Dat zijn overigens zonder uitzondering prachtige teksten. Af en toe herhaalt hij ook citaten, als had hij
bladvulling nodig om op 157 pagina’s te komen (incl. noten en literatuurlijst).
Ook begon de schijn van zelfbevlekking mij tegen te staan. Hij citeert verdacht veel uit zijn eigen werken. In de literatuurlijst heeft hij elf (!) van zijn eigen titels opgenomen. Hier en daar
riekt de tekst ook naar enige zelfschouderklopperij. Zo benoemt hij in de inleiding de vele lagen die in de titel besloten liggen, terecht overigens. En aan het slot dramatiseert hij over de
kracht van Maria Magdalena die tot in de 21ste eeuw nog voelbaar aanwezig is. “Dat heeft mij de kracht gegeven dit boek te schrijven.” Alsof we hier een Magnum Opus in handen hebben dat
zijn weerga in de theologische en gnostische onderzoeksliteratuur niet kent.
Wat mij persoonlijk ook irriteerde zijn de slordigheden die in de tekst zijn blijven staan. Vrij veel taal- en zetfouten die ongecorrigeerd zijn gebleven. Dergelijke slordigheid straalt in mijn
leeservaring af op de inhoud. Het zijn de details die de vakidioot parten spelen, maar juist in de details onderscheidt excellentie zich van gewoon acceptabel.
Kortom, zeker een aanbevelenswaardig boek, dat voor de ingewijde lezer weliswaar niet veel te bieden heeft. Om heel eerlijk te zijn ontleende ik meer inspiratie uit de fictieve werken van Ki
Longfellow (The Secret Magdalene) en Kathleen McGowan (The Expected One, The Book of
Love).
Gelezen: januari 2011
Waardering: 6½